Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for threaten
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
03/14/2011

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik dreig
Definition
I threaten(indicative present)
Term
jij dreigt
Definition
you(singular) threaten(indicative present)
Term
hij dreigt
Definition
he threatens(indicative present)
Term
wij dreigen
Definition
we threaten(indicative present)
Term
jullie dreigen
Definition
you(plural) threaten(indicative present)
Term
zij dreigen
Definition
they threaten(indicative present)
Term
ik dreigde
Definition
I threatened(indicative past)
Term
jij dreigde
Definition
you(singular) threatened(indicative past)
Term
hij dreigde
Definition
he threatened(indicative past)
Term
wij dreigden
Definition
we threatened(indicative past)
Term
jullie dreigden
Definition
you(plural) threatened(indicative past)
Term
zij dreigden
Definition
they threatened(indicative past)
Term
ik heb gedreigd
Definition
I have threatened(indicative present perfect)
Term
jij hebt gedreigd
Definition
you(singular) have threatened(indicative present perfect)
Term
hij heeft gedreigd
Definition
he has threatened(indicative present perfect)
Term
wij hebben gedreigd
Definition
we have threatened(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gedreigd
Definition
you(plural) have threatened(indicative present perfect)
Term
zij hebben gedreigd
Definition
they have threatened(indicative present perfect)
Term
ik had gedreigd
Definition
I had threatened(indicative past perfect)
Term
jij had gedreigd
Definition
you(singular) had threatened(indicative past perfect)
Term
hij had gedreigd
Definition
he had threatened(indicative past perfect)
Term
wij hadden gedreigd
Definition
we had threatened(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gedreigd
Definition
you(plural) had threatened(indicative past perfect)
Term
zij hadden gedreigd
Definition
they had threatened(indicative past perfect)
Term
ik zal dreigen
Definition
I will threaten(indicative future)
Term
jij zult dreigen
Definition
you(singular) will threaten(indicative future)
Term
hij zal dreigen
Definition
he will threaten(indicative future)
Term
wij zullen dreigen
Definition
we will threaten(indicative future)
Term
jullie zullen dreigen
Definition
you(plural) will threaten(indicative future)
Term
zij zullen dreigen
Definition
they will threaten(indicative future)
Term
ik zou dreigen
Definition
I would threaten(conditional future)
Term
jij zou dreigen
Definition
you(singular) would threaten(conditional future)
Term
hij zou dreigen
Definition
he would threaten(conditional future)
Term
wij zouden dreigen
Definition
we would threaten(conditional future)
Term
jullie zouden dreigen
Definition
you(plural) would threaten(conditional future)
Term
zij zouden dreigen
Definition
they would threaten(conditional future)
Term
ik zal gedreigd hebben
Definition
I will have threatened(future perfect)
Term
jij zult gedreigd hebben
Definition
you(singular) will have threatened(future perfect)
Term
hij zal gedreigd hebben
Definition
he will have threatened(future perfect)
Term
wij zullen gedreigd hebben
Definition
we will have threatened(future perfect)
Term
jullie zullen gedreigd hebben
Definition
you(plural) will have threatened(future perfect)
Term
zij zullen gedreigd hebben
Definition
they will have threatened(future perfect)
Term
ik zou gedreigd hebben
Definition
I would have threatened(conditional future perfect)
Term
jij zou gedreigd hebben
Definition
you(singular) would have threatened(conditional future perfect)
Term
hij zou gedreigd hebben
Definition
he would have threatened(conditional future perfect)
Term
wij zouden gedreigd hebben
Definition
we would have threatened(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gedreigd hebben
Definition
you(plural) will have threatened(conditional future perfect)
Term
zij zouden gedreigd hebben
Definition
they would have threatened(conditional future perfect)
Term
dreig
Definition
threaten(imperative)
Supporting users have an ad free experience!