Term
| Sociaalcognitieve benadering/ sociale cognitie |
|
Definition
een domein binnen de sociale psychologie dat de cognitieve basis va, sociaalpsychologische fenomenen onderzoekt en tracht te begrijpen
Gaat uit van 2 stellingen: De actieve waarnemer en cognities bepalen het gedrag |
|
|
Term
|
Definition
een individu speelt een actieve rol bij het waarnemen (zien, horen, voelen) van onze omgeving. Dit gebeurt aan de hand van 2 mechanismen: - aanvullingen - selectie |
|
|
Term
|
Definition
een georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus of een categorie van stimuli , die wordt gebruikt bij het verwerken van informatie over de betreffende stimulus of over andere stimuli in die categorie. Ze hebben een inhoudsdomein, zijn georganiseerd en verschillen in toegankelijkheid |
|
|
Term
|
Definition
| verwijst naar top-down -> informatieverwerking vanuit de eigen kennis |
|
|
Term
|
Definition
| verwijst naar bottom-up -> informatieverwerking gebaseerd op de feiten |
|
|
Term
| Chronische toegankelijkheid / frequency principe |
|
Definition
| een betere chronische toegangkelijkheid van een schema door het frequente gebruik ervan |
|
|
Term
| acute toegankelijkheid/ recency principe |
|
Definition
| een betere acute toegangkelijkheid van een schema door het recente gebruik ervan |
|
|
Term
|
Definition
| gebeurt meteen tijdens de infoverwerking. Het oordeel is als het ware kant en klaar en kan onmiddellijk gegeven worden als ernaar gevraagd wordt |
|
|
Term
| memory-base oordeelsvorming |
|
Definition
| is gebaseerd op wat men zich achteraf kan herinneren. Het oordeel moet nog gevormd worden op het moment dat er naar gevraagd wordt. |
|
|
Term
|
Definition
| de grondige en systematische cognitieve verwerking van een stimulus. Schema's zorgen dat dit sneller verloopt |
|
|
Term
| het verkeerde informatie effect |
|
Definition
| info die verkregen werd na de feiten vervormt het geheugen en dus ook de ooggetuigenverklaring |
|
|
Term
|
Definition
| de betere herinnering van schema-inconsistente info bij vrije herinnering door schema-effecten bij het verwerken van een stimulus |
|
|
Term
|
Definition
| het achteraf invullen van gaten door middel van schema's (betere herkenning bij schema-consistente info) |
|
|
Term
|
Definition
| gedachtenloze imitatie van gedrag dat aansluit op een geactiveerd schema |
|
|
Term
| enkelvoudige procesmodellen |
|
Definition
| het bewustzijn is een gradueel fenomeen. Veronderstellen van monotone stijging/relatie tussen mate van stimulusintensiteit en de perceptie/bewustzijn ervan. |
|
|
Term
| differentiele procesmodellen |
|
Definition
| zij gaan uit van een pre-waarnemer waarbij suliminale processen afspelen op het ene niveau en bewuste processen afspelen op een ander niveau. Pre waarnemer kan de bewuste waarnemer beinvloeden. Tussen de 2 zit wel een filter. |
|
|
Term
| 4 criteria van automatische processen |
|
Definition
Automaciteit als dimensie, waarbij een proces meer automatisch wordt genoemd naarmate het meer criteria voldoet
- onbewust - efficient - niet intentioneel - niet of moeilijk te controleren |
|
|
Term
| voorbewuste automatische processen |
|
Definition
| stimuli die aanwezig zijn in het cognitief systeem, maar waarvan we ons niet bewust zijn kunnen toch effecten hebben. Enkel de gevolgen beseffen |
|
|
Term
| nabewuste automatische processen |
|
Definition
| automatische processen die pas optreden nadat de stimulus het bewustzijn bereikt = bewust van de stimulus maar niet van de gevolgen |
|
|
Term
| doelafhankelijke automatische processen |
|
Definition
| treden conditioneel op vb. fietsen |
|
|
Term
|
Definition
| een proces wordt efficient genoemd indien het nauwelijks of geen cognitieve hulpbronnen behoeft om uitgevoerd te worden. Het interfereert alsook niet met andere processen. |
|
|
Term
|
Definition
| Gebeurt in termen van affect (goed/slecht). Een sneller en directe evaluatie van een stimulus zonder tussenkomst van cognitieve processen |
|
|
Term
| Louter blootstellingseffect |
|
Definition
| Hoe meer je wordt blootgesteld aan een stimulus, hoe positiever het oordeel. |
|
|
Term
|
Definition
Attitudes die zich op het automitische niveau situeren en hun basis vinden in de organisatie van materiaal in het geheugen (IAT)
Combinatie van een attribuut dimensie (lui/ijverig) en een evaluatieve dimensie (goed/slecht) |
|
|
Term
|
Definition
| combinatie van een sociale groep dimensie (Vlaams/vreemd) en een evaluatieve dimensie (goed/slecht) |
|
|
Term
|
Definition
| combinatie van een sociale groep dimensie en een attribuut dimensie |
|
|
Term
|
Definition
| combinatie van zelfdimensie en een attribuut dimensie |
|
|
Term
| impliciete zelfwaardering |
|
Definition
| combinatie van een zelfdimensie en een evaluatieve dimensie |
|
|
Term
| rebound of terugkaatsingseffect |
|
Definition
| wanneer je een gedachte onderdrukt, komen ze in een latere fase gemakkelijker in het bewustzijn. |
|
|
Term
|
Definition
| een intentioneel zoeken naar distractoren = het zoeken naar stimuli die niets te maken heeft met de te onderdrukken gedachte |
|
|
Term
|
Definition
| een automatisch zoeken naar de doelgedachte = zoeken naar de te onderdrukken gedachte in de rij van opkomende gedachten en alarmeer indien nodig. |
|
|
Term
| immediate enhancement effect |
|
Definition
| Indien het operating proces faalt door een tekort aan cognitieve hulpbronnen blijven we wel zoeken naar de gedachte die we net wilden onderdrukken, maar dit lukt niet meer. |
|
|
Term
|
Definition
| objectgerichte, affectieve ervaring die gepaard gaat met specifieke gedachten, gevoelens en actietendensen. Ze zijn kortdurend en specifieker dan affecten. |
|
|
Term
|
Definition
| zijn fenomenologische, subjectieve ervaringen die vaak affectief van aard zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| affectieve negatieve of positieve toestand die geen object heeft en dus ook geen specifieke gedachten, gevoelens en actietendensen. Algemeen en diffuus van karakter |
|
|
Term
|
Definition
| Mensen die in een negatieve stemming verkeren, proberen vaak die nagatieve stemmingen ongedaan te maken |
|
|
Term
| mood maintenance principe |
|
Definition
| Mensen die in een positieve stemming verkeren, trachten deze stemming te behouden. |
|
|
Term
|
Definition
| valentie of plezierigheid van een gebeurtenis |
|
|
Term
|
Definition
| agency of verantwoordelijkheid. |
|
|
Term
|
Definition
| nieuwheid of onverwachtheid van een gebeurtenis |
|
|
Term
| gen of contra feitelijk denken |
|
Definition
| de neiging om zich mogelijke alternatieve uitkomsten voor te stellen die zich niet voordeden. Het verwijst naar het proces waarbij gebeurtenissen gesimuleerd worden en mentaal ongedaan gemaakt worden door factoren te veranderen. |
|
|
Term
|
Definition
| lezen van 60 uitspraken die over jezelf gaan en die gevoelens trachten voor te stellen. |
|
|
Term
|
Definition
Model dat infusie van affect op het oordeel afhankelijk is van de informatieverwerkingsstrategie, waardoor het oordeel minder of meer met het affect overeenstemt. 2 manieren voor sterke affect-infusie: Heuristische en uitgebreide verwerkingsstrategie
2 voor een zwakke affect-infusie Direct toegang strategie gemotiveerde verwerking strategie |
|
|
Term
| duurzaamheidsoverschatting |
|
Definition
| de neiging om de intensiteit en duur van emotionele reacties op toekomstige gebeurtenissen te overschatten |
|
|
Term
| Motivationele intensiteits-theorie |
|
Definition
| Inspanning wordt niet rechtstreeks bepaald door motivatie, maar is ook afhankelijk van van de cognitieve capaciteit. De cognitieve capaciteit is afhankelijk van de moeilijkheid van de taak. De theorie voorspelt het niveau van de inspanning (stijgt naarmate de taak moeilijker wordt) |
|
|
Term
|
Definition
| De wens om definitieve en zekere kennis te bezitten, in tegenstelling tot verdere verwarring en ambiguiteit |
|
|
Term
|
Definition
| Nood tot urgentie. Zorgt ervoor dat mensen snel een conclusie/antwoord willen hebben. Het snelste beschikbare antwoord wordt geselecteerd |
|
|
Term
|
Definition
| nood aan permanentie. Behoefte om, zodra men een beslissing heeft gemaakt, hier niet meer van af te stappen. |
|
|
Term
|
Definition
| een aangeleerde algemene evaluatie van een object, die met een bepaalde intensiteit uitgedrukt wordt. |
|
|
Term
| automatische waakzaamhiedsreactie |
|
Definition
| de neiging om negatieve stimuli grondiger te verwerken, waardoor we minder snel aandacht hebben voor andere stimuli |
|
|
Term
| Verwachting-waarde theorie |
|
Definition
| Theorie die stelt dat de attitude tegenover een object bepaald wordt door de verwachting dat een attitudeobject bepaalde kenmerken vertoont, maar ook hoe sterk die kenmerken waardeert. Centraal: cognitief component |
|
|
Term
|
Definition
| in hoeverre zijn we het eens met een bepaalde uitspraak. De eindscore van een attitude bestaat uit de som van de scores op alle items |
|
|
Term
| semantische differentiaal |
|
Definition
| een respondent vult een aantal bipolaire schalen in, waarvan schaalankers uit evaluatieve adjectieven bestaan |
|
|
Term
|
Definition
| het proces van attitudeverandering |
|
|
Term
|
Definition
| het overredingsproces waarbij ontvangers de boodschap systematisch analyseren en hun attitudes vooral door sterke argumenten beinvloed worden |
|
|
Term
|
Definition
| het overredingsproces waarbij ontvangers niet zorgvuldig over de boodschap nadenken, maar door uiterlijkheden en oppervlakkige werken beinvloed worden |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| De neiging om na verloop van tijd de boodschapper te dissocieren van de boodschap, waardoor overtuigende boodschappen van een ongeloofwaardige bron en uitgestelde impact hebben. |
|
|
Term
|
Definition
| het is de bedoeling aan een zwakke variant van een overtuigend argument dat de weerstand tegen dat argument verhoogd. Inlichten over het standpunt dat de spreker zal innemen. Versterkt de verdediging tegen de overtuiging. |
|
|
Term
| psychologische reactantie |
|
Definition
| individuen die denken overtuigd te zullen worden, aanzien dit als een bedreiging van hun vrijheid, waardoor ze moeilijk overtuigd worden |
|
|
Term
| Cognitieve dissonantietheorie |
|
Definition
| Stelt dat dissonante cognities fysiologische opwinding opwekken die men wil reduceren. Dit is gecreeerd door gedrag dat inconsistent is met onze attitudes. |
|
|
Term
|
Definition
| wanneer individuen uit vrije wil attitude-inconsistent gedrag stellen, zonder er een grote beloning voor te ontvangen, veranderen ze hun attitude |
|
|
Term
|
Definition
| wanneer individuen een aangenaam gedrag niet uitvoeren, hoewel er slechts met een milde straf gedreigd wordt, devalueren ze achteraf de waarde van dit gedrag |
|
|
Term
|
Definition
| attitudes worden afgeleid uit observatie van eigen gedrag en de condities waaronder het gesteld wordt. |
|
|
Term
| Impressiemanagementtheorie |
|
Definition
| niet het motief om consistent te zijn drijft ons maar het motief om consistent te lijken voor anderen |
|
|
Term
|
Definition
| attitude-discrepant gedrag een bedreging vormt van het zelfconcetp. In het beschadigde zelf kan hersteld worden, treedt geen dissonantie op. |
|
|
Term
|
Definition
| verborgen boodschappen die slechts enkele milliseconde duren. We kunnen mensen er niet toe zetten om iets te kopen als ze dat niet van plan waren, het is meer een duwtje in de rug |
|
|
Term
|
Definition
| het fenomeen dat media van mannen eerder het gelaat tonen, terwijl van vrouwen meestal met het hele lichaam afgebeeld worden. |
|
|
Term
|
Definition
| mentale constructie over individuen uit een sociale categorie, die welbepaalde kenmerken delen. (cognitief) |
|
|
Term
|
Definition
| dit is negatief affect tegenover individuen, gebaseerd op hun groepslidmaatschap aan een bepaalde sociale categorie (affectief) |
|
|
Term
|
Definition
| gedrag gericht naar individuen, gebaseerd op hun groepslidmaatschap aan een bepaalde sociale categorie (gedragscomponent) |
|
|
Term
| realistisch conflict theorie |
|
Definition
| de theorie stelt dat de competentie voor schaarse middelen de basis vormt voor vijandigheid tussen groepen. Competentie als oorzaak van vooroordelen. |
|
|
Term
| bovengeschikte doelstelling |
|
Definition
| gemeenschappelijke doelstellingen die alleen kunnen worden gerealiseerd als groepen samen werken. |
|
|
Term
|
Definition
| de overtuiging dat men in vergelijking met andere slecht bedeeld is |
|
|
Term
| minimale groepen paradigma |
|
Definition
| een experimentele situatie waarin de onderzoeker groepen onderscheidt, maar het groepsconcept een minimale sociale invulling heeft. |
|
|
Term
|
Definition
| het fenomeen waarbij men de eigen groep bevoordeelt in vergelijking met de uitgroep. |
|
|
Term
| sociale identificatie theorie (SIT) |
|
Definition
| de theorie stelt dat men zichzelf kan definieren in termen van 2 soorten identiteit, de persoonlijke en de sociale. Wanneer iemand zich in termen van zijn of haar sociale groep identificeert, is zijn of haar sociale identiteit bron van het gedrag. |
|
|
Term
| ingroep dienende vertekeningen |
|
Definition
| Successen worden aan eigen groep toegeschreven, milukkingen aan de andere groep |
|
|
Term
| linguistic intergroup bias |
|
Definition
| positief gedrag van ingroep leden wordt eerder in abstracte termen geschreven, terwijl hij uitgroep leden positief gedrag in specifieke termen wordt gesteld. Voor negatief gedrag het omgekeerde |
|
|
Term
|
Definition
| Het klasseren van mensen in groepen, gebaseerd op geslacht, ras of andere gemeenschappelijke attributen |
|
|
Term
|
Definition
| de tendens om grotere similariteit tussen de leden van een uitgroep te percipieren dan tussen die van een ingroep |
|
|
Term
|
Definition
idee dat dingen binnen een bepaalde categorie een onderliggende gemeenschappelijke essentie delen die betekenisvol is. -> onveranderbaarheid/natuurlijkheid ->inductief potentieel |
|
|
Term
| onveranderlijkheid/natuurlijkheid |
|
Definition
| overtuigingen dat de indeling van de sociale groepen gebaseerd is op een natuurlijke kern en dat groepen daardoor onveranderbaar en stabiel zijn |
|
|
Term
|
Definition
| alle leden van een bepaalde sociale groep bezitten dezelfde essentiele kerneigenschappen. Alle leden zijn gelijk en als je weet tot welke groep ze behoren, je ook veel weet over deze persoon als individu |
|
|
Term
|
Definition
| de neiging om wat men ziet in termen van het stereotype te interpreteren en betekenis te verlenen. |
|
|
Term
|
Definition
| de neiging om stimuli die van het schema afwijken, als meer verschillen te zien dan ze in werkelijkheid zijn. Afwijkingen van een stereotype worden vaak negatief geinterpreteerd. |
|
|
Term
|
Definition
| we zoeken info die onze stereotypen bevestigen |
|
|
Term
| zelfvervullende voorspelling |
|
Definition
| stereotypen doen ons op een zo danige wijze gedragen dat groepsleden reageren zoals wij het verwachten |
|
|
Term
|
Definition
| aanhangen van traditionele waarden, gehoorzaamheid aan leiders en een negatieve orientatie tegenover personen die niet aan de algemeen geldende normen voldoen. |
|
|
Term
| sociale dominantie theorie |
|
Definition
| een algemene en positieve attitude tegenover groepsongelijkheid, waarbij de verschillende groepen hierarchisch gerangschikt worden. |
|
|
Term
|
Definition
| een negatieve attitude over thnische minderheden die enkel tot uitdrukking komt wanneer de expressie ervan veilig is, sociaal aanvaardbaar lijkt en gemakkelijk te rationelere is. |
|
|
Term
|
Definition
elke mogelijk echt verschil wordt versterkt door de ongelijke, sociale rollen die mannen en vrouwen in de maatschappij vervullen. Omvat 3 stappen:
- biologische en maatschappelijke factoren zorgen ervoor dat arbeidsverdeling gebaseerd is op geslacht - men gedraagt zich op zo een wijze dat men in deze rol past - mannen krijgen hierdoor meer sociale en economische macht |
|
|
Term
|
Definition
| de relatieve proportie van allochtonen in de algemene populatie |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin leden van minderheids- en meerderheidsgroepen in gemengde buurten samenwonen |
|
|
Term
|
Definition
| de aanwezigheid van enclaves van allochtone gemeenschappen waar de normen die in de algemene maatschappij gelden, totaal afwezig zijn |
|
|
Term
|
Definition
de theorie die stelt dat contact tussen groepen onder bepaalde voorwaarde de wederzijdse vooroordelen en discriminatie zal verminderen en er is sprake van dissolutie van stereotypen. 4 condities voldaan:
- gelijke status - persoonlijke interactie - cooperatief gedrag - ondersteuning door sociale normen |
|
|
Term
|
Definition
| het proces waarbij mensen minder aandacht schenken aan cetegorieen en intergroepgrenzen, maar de leden van de in- en uitgroep als individuen zien, waardoor die categorieen op den duur minder gebruikt worden in de sociale perceptie en vooroordelen gemilderd worden |
|
|
Term
| gemeenschappelijke differentiatiemodel |
|
Definition
| door de complementariteit van de identiteiten van zowel de in-als de uitgroep te benadrukken, transformeert men niet de categorieen als dusdanig, maar beklemtoont men de interdependentie van de groepen, wat tot een daling van vooroordelen leidt. |
|
|
Term
|
Definition
| het proces waarbij mensen leden van de in-en uitgroep zien als behorend tot dezelde inclusieve groep, waardoor 'zij' een deel van 'ons' worden, de oorspronkelijke categorieen minder gebruikt worden en vooroordelen gemilderd worden |
|
|
Term
|
Definition
| versterkt groepsidentiteit van benadeelde groep om hen aan te zetten tot actie |
|
|
Term
|
Definition
| een beleid gericht op gelijke rechten voor verschillende culturele, etnische en godsdienstige gemeenschappen. Dit veronderstelt dat de multiculturele groepen onderscheidende kenmerken kunnen blijven hanteren. |
|
|
Term
|
Definition
| een beleid gericht op het laten opgaan van allochtone in de gevestigde cultuur van het gastland. |
|
|
Term
|
Definition
| een cooperatieve leermethode, bedoeld om etnische vooroordelen te verminderen door groepsinteractie en gezamelijke doelen. |
|
|
Term
|
Definition
| de overtuiging dat rechtvaardigheid gediend wordt wanneer iedereen baten verkrijgt op basis van wat hij of zij ingebracht heeft. |
|
|
Term
|
Definition
| de inspanning van overheden, priveorganisaties en scholen om discriminatie te bestrijden gelijke kansen in het onderwijs en op de werkvloer te bevorderen. |
|
|
Term
|
Definition
| een algemene drijfveer om blijvende, positieve en significante interpersoonlijke relaties op te bouwen en in stand te houden |
|
|
Term
|
Definition
| de waarin groepsleden denken, voelen en zich gedragen als een enkele individu |
|
|
Term
|
Definition
| de situatie waarin groepsleden afhankelijk zijn van elkaars prestaties om gemeenschappelijke doelstelling te bereiken |
|
|
Term
|
Definition
| algemene voorschrigten die de gedragingen van de groepsleden beperken, stimuleren en reguleren. Deze zijn prescriptief (wat zou moeten, evaluatief geladen) of descriptief (beschrijvend) |
|
|
Term
|
Definition
| een verzameling van verwachte gedragingen vanwege een groepslid met een specifieke positie |
|
|
Term
|
Definition
| een individueel kenmerk zoals geslacht en etnische achtergrond waaruit men ten onrechte de bekwaamheid van het individu afleidt. |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin het groepslid een gebrekkig zicht heeft op welke gedragingen van hem of haar verwacht worden. |
|
|
Term
|
Definition
| is een spontane gedraging ten gunste van de groep of de organisatie |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin de leden zich aangetrokken voelen tot elkaar en de groep. Tweeledig: de onderliggende aantrekkingskracht tussen groepsleden alsook de aantrekking tot de groep als geheel. |
|
|
Term
|
Definition
| de kortetermijnsteun van groepsleden voor de leider naar aanleiding van conflict en crisissituatie |
|
|
Term
|
Definition
| de druk die uitgaat van de groep om attitudes, overtuigingen en gedragen aan te passen aan de groepsnormen. |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin een groep samngesteld is uit leden die verschillen met betrekking tot talenten en bekwaamheden |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin een groep samengesteld is uit leden die verschillen met betrekking tot demografische kenmerken |
|
|
Term
|
Definition
| de asymmetrische controle over waardevolle middelen in sociale relaties. Kan leiden tot gevoeligheid tot beloningen. |
|
|
Term
|
Definition
| machthebber kan ondergeschikte belonen. Typische focale effecten = belonen en straffen worden ineffectief wanneer het te veel wordt gehanteerd |
|
|
Term
|
Definition
| de machthebber kan een ondergeschikte straffen. Typische focale effecten |
|
|
Term
|
Definition
| de machthebber heeft de bevoegdheid om een ondergeschikte een bepaald gedrag voor te schrijven |
|
|
Term
|
Definition
| de machthebber heeft macht over een ondergeschikte omdat die zich met de machthebber identificeert |
|
|
Term
|
Definition
| de machthebber heeft macht over een ondergeschikte omdat de ondergeschikte de machthebber kennis en deskundigheid toeschrijft |
|
|
Term
|
Definition
| de machthebber heeft macht over een ondergeschikte wanneer de machthebben over goede argumenten beschikt die de ondergeschikte overtuigingen. De inhoud van de communicatie centraal. |
|
|
Term
|
Definition
| de bekwaamheid om groepsleden ertoe te bewegen hun persoonlijke doelstellingen ondergeschikt te maken aan het bereiken van groepsdoelstellingen |
|
|
Term
|
Definition
| de mate waarin morele aspecten een belangrijk deel van het zelfconcept vormen. |
|
|
Term
| contigentiemodellen van leiderschap |
|
Definition
| de theorie die stelt dat de effectiviteit van de leider afhangt van de persoonlijke kwaliteiten van de leider en de mate waarin de leider situationele controle heeft. |
|
|
Term
| transactionele leiderschap |
|
Definition
| leiderschap waarbij de ondergeschikten de leider volgen en steunen omdat hij of zij hen een duidelijk doel bezorgt en een beleid van belonen voert. Leider formuleert duidelijke doelstellingen, biedt concrete beloningen en hulp in ruil voor de verwachte arbeidsprestatie. Mensen belonen die hun 'contract' naleven en degene die het niet doen terecht wijzen. |
|
|
Term
| transformationeel leiderschap |
|
Definition
| Leiderschap dat ondergeschikte ertoe aanzet om hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan de groepsbelangen. Heeft charisma, inspiratie, intellectuele aanmoediging, geindividualiseerde aanpak. |
|
|
Term
| pseudotransformationele leiders |
|
Definition
| leiderschap dat eerder emotie dan rede aanspreekt, waarbij naieve volgelingen zodanig gemanipuleerd worden dat ze de persoonlijke belangen van hun leider dienen. |
|
|
Term
|
Definition
| corruptie, sabotage en manipulatie alsook onethische, illegale en criminele gedragingen, behoren tot het repertorium van deze leiders. De groep wordt een middel tot persoonlijk succes |
|
|
Term
|
Definition
| de theorie die stelt dat op hoge hierarchische niveaus de kans stijgt om individuen te vinden die gekenmerkt worden door verhoogde niveaus van narcisme, machiavellisme en psychopathie |
|
|
Term
|
Definition
| doen mee met de leider om eigen ambities waar te maken |
|
|
Term
|
Definition
| laten de leider betijen uit angst |
|
|
Term
| distributieve rechtvaardigheid |
|
Definition
| de mate waarin autoriteiten eerlijke beslissingen maken over de verdeling van materiele baten |
|
|
Term
| procedure rechtvaardigheid |
|
Definition
| de mate waarin autoriteiten eerlijk de procedures volgen bij het nemen van beslissingen: inspraak, consistent, vrij van vertekening, accuraatheid, corrigeerbaar, ethisch |
|
|
Term
|
Definition
| de positie die de verschillen tussen de groepen en de gelijkenissen binnen de groep maximaliseert. Niet de meest extreme positie. Leiders die dicht bij deze positie staat incarneren de groepsnormen en hebben het meeste invloed. |
|
|
Term
|
Definition
| het collectieve proces waarbij door de aanwezigheid van anderen een individu eenvoudige taken beter uitvoert, maar gehinderd wordt voor de prestaties op moeilijke taken. |
|
|
Term
|
Definition
| een vorm van samenwerking waarbij de kwantiteit en kwaliteit van de individuele prestatie in de aanwezigheid van andere duidelijke identificeerbaar en meetbaar zijn. |
|
|
Term
| Zajonc's loutere aanwezigheidstheorie |
|
Definition
| De loutere aanwezigheid van andere leidt tot diffuse arousal. |
|
|
Term
| Verwachte evolutie theorie - Cottrell |
|
Definition
| Stelt dat de aanwezigheid van potentiele beoordelaars sociale facilitatie veroorzaakt. Verwachting door anderen beoordeeld te worden is essentieel. Louter aanwezigheid is niet voldoende. |
|
|
Term
| Distractie-conflict theorie - Baron |
|
Definition
| Stelt dat sociale en non-sociale stimuli de aandacht van de taak afleiden en een aandachtsconflict creeren, waardoor sociale facilitatie ontstaat. nderen leiden aandacht af en dit conflict creeert arousal. Werkt ook met luide muziek. |
|
|
Term
|
Definition
| Enkel de collectieve output van de gemeenschappelijke individuele bijdragen is duidelijk, maar de individuele prestaties kunnen niet gemeten worden |
|
|
Term
|
Definition
| een afname van de individuele prestatie voor gemakkelijke taken door de aanwezigheid van anderen als gevolg van het samenvoegen van individuele bijdragen tot een groepsprestatie (applaudisseren) |
|
|
Term
|
Definition
| de afname van de groepsprestatie door een gebrekkige combinatie van de individuele inspanningen |
|
|
Term
|
Definition
| de afname van de groepsprestatie door de gebrekkige motivatie van de groepsleden waardoor de individuele input daalt |
|
|
Term
|
Definition
| een verhoging van de motivatie door de aanwezigheid van andere groepsleden van wie men een zwakke prestatie verwacht |
|
|
Term
|
Definition
| Indien iemand van de ingroep een slechte prestatie levert, wordt deze negatiever beoordeed dan een uitgroepdoelpersoon. |
|
|
Term
| sociale beslissingsschema's |
|
Definition
| formele regels die op basis van individuele prediscussiekeuzes het groepsbesluit beschrijven. Deze schema's gebruiken individuele keuzes om het groepsbesluit te voorspellen. |
|
|
Term
|
Definition
| houdt in dat men van zodra er een keuze is het ook een kans heeft om als oplossing te dienen. Ze hebben evenveel kans |
|
|
Term
|
Definition
| de oplossing is het alternatief met de meeste stemmen. |
|
|
Term
|
Definition
| de overdrijving van de initiele individuele tendensen door groepsdiscussie |
|
|
Term
|
Definition
| de theorie stelt dat de attitudes van groepsleden extremer worden naarmate er door de groepsdiscussie meer overtuigende argumenten beschikbaar zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| ontdekken dat anderen jouw uitgesproken mening delen versterkt je eigen mening en verschuift de norm. |
|
|
Term
|
Definition
| de groepsprestaties is gelijk aan de som van de individuele prestaties. De samenwerking is effectief als alle groepsleden zoveel mogelijk bijdragen. (touwtrekken) |
|
|
Term
|
Definition
| een taak waarin ieder groepslid dient bij te dragen, of zijn of haar gedeelte van de taak dient uit te voeren. |
|
|
Term
|
Definition
| een taak waarbij men de keuze dient te maken uit de verzameling van individuele prestatie, bijdragen of kennisinhouden |
|
|
Term
|
Definition
| een taak waarbij men de gemiddelde dient te maken uit de individuele bijdragen. |
|
|
Term
|
Definition
| een techniek om in groep creative ideeen te genereren, waarbij groepsleden aangemoedigd worden vrijuit te spreken, zonder elkaar bijdragen te bekritiseren. |
|
|
Term
|
Definition
| een aantal individuen die alleen en onafhankelijk aan een taak werken. Door de individuele prestaties op te tellen, heeft men een vergelijkingsstandaard voor de prestatie van interactieve groepen met een gelijk aantal individuen |
|
|
Term
|
Definition
| doordat men naar anderen moet luisteren, brengt men zelf minder ideeen in de groep |
|
|
Term
|
Definition
| de motivatie om bij te dragen daalt als anderen productief zijn |
|
|
Term
|
Definition
| vrees voor kritiek van anderen, om bizar over te komen |
|
|
Term
|
Definition
| zwakke initiele ideeen worden door de groepsleden van een brainstorming-groep gematcht met even pover gedachten. |
|
|
Term
|
Definition
| een verdeling van informatie waarbij de individuele groepsleden de beste oplossing niet kunnen herkennen, tenzij ze alle informatie uitwisselen. Unieke informatie komt spijtig genoeg minder aan bod. |
|
|
Term
|
Definition
| een gedeeld systeem om informatie te memoriseren, waarbij de groepsleden verschillende info onthouden. Betere taakprestatie, creativiteit. |
|
|
Term
|
Definition
| escalatie van het engagement voor een falende onderneming om de al gedane investeringen te rechtvaardigen. |
|
|
Term
|
Definition
| een beslissingsstijl van een groep die gekenmerkt wordt door een overdreven tendens onder groepsleden om het met elkaar eens te zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| een situatie waarin een conflict ervaren wordt tussen het vervullen van egoistische motieven en het collectieve belang, waarbij egoisme het voordeligst is voor het individu, maar aanzienlijke collectieve kosten met zich meebrengt. |
|
|
Term
|
Definition
| het beantwoorden vna de acties van een tegenpartij met een soortgelijke actie, waardoor cooperatie beantwoord wordt met cooperatie en competitie met competitie |
|
|
Term
| tit for tat met vergiffenis |
|
Definition
| De competitieve keuzes van de andere partij worden niet steeds beantwoord met een competitieve zet. |
|
|
Term
|
Definition
| strategie gebaseerd op het principe van conditionering, waarbij met coopereert of competitief ageert zolang dit lonend is, maar overstapt op een andere strategie wanneer men te weinig verdient. |
|
|
Term
|
Definition
| een situatie waarbij iedereen onbeperkt aanspraak kan maken op een gemeenschappelijke bron, die hier dreigt uitgeput te geraken omdat ze zichzelf niet of onvoldoende opnieuw kan genereren. |
|
|
Term
|
Definition
| een situatie waarin iedereen verondersteld wordt tot het gemeenschappelijke goed bij te dragen, maar waar men kan profiteren zonder zelf bij te dragen, waardoor het risico groot is dat er te weinig mensen bijdragen en de bron geelimineerd wordt. |
|
|
Term
|
Definition
| een gereduceerd sociaal dilemma waarbij een speler A een som geld tussen hemzelf en speler B verdeelt, waarna speler B dit bod al dan niet kan aanvaarden. |
|
|
Term
|
Definition
| een gereduceerd sociaal dilemma waarbij een speler A een som geld tussen hemzelf en speler B verdeelt, terwijl speler B niet kan reageren. |
|
|
Term
|
Definition
| de neiging om te coopereren, zodat een zo hoog mogelijke gemeenschappelijk opbrengst ontstaat, waarbij men eveneens de gelijkheid tussen uitkomsten nastreeft. |
|
|
Term
| individualistische orientatie |
|
Definition
| de neiging om de eigen opbrengst te maximaliseren zonder rekening te houden met de opbrengst van andere personen |
|
|
Term
|
Definition
| de neiging om het maximale verschil in opbrengsten voor zichzelf tegenover andere na te streven. |
|
|
Term
|
Definition
| een eigendomsregime waarbij iedereen de andere de toegang tot een beperkte gemeenschappelijke bron kan beletten of beperken, die hierdoor niet gebruikt wordt. |
|
|
Term
|
Definition
| door fysiologische opwinding en groepscohesie verzwakt de aandacht van het individu voor priveaspecten van het zelf, waardoor hij of zij gemakkelijk beinvloed wordt door de externe situatie |
|
|
Term
|
Definition
| het verlies van de persoonlijke identiteit waardoor de normale remmingen op het uitvoeren van afwijken gedrag wegvallen. |
|
|
Term
|
Definition
| aandacht voor de private, verborgen aspecten van het zelf (spigel kijken) |
|
|
Term
|
Definition
| aandacht voor het zelf als sociaal object |
|
|
Term
|
Definition
| escalatie van conflicten doordat de vijandige acties van de ene partij beantwoord worden door wraakacties van de andere partij, en zo verder |
|
|
Term
|
Definition
| de perceptie van onderhandelaars dat de ene verliest wat de andere wint |
|
|