Term
|
Definition
|
|
Term
| actor–observer verschillen in attributie |
|
Definition
| De tendens om ons eigen gedrag aan situationele omstandigheden te attribueren, terwijl we het gedrag van de ander toeschrijven aan innerlijke eigenschappen |
|
|
Term
|
Definition
| Gedrag met als doel de ander kwaad te doen |
|
|
Term
|
Definition
| Gedrag bedoeld om zonder aanziens des persoons/gebeurtenis en zonder iets terug te verwachten iets voor een ander te betekenen. (niet voor hele groep). |
|
|
Term
|
Definition
| Persoonlijke inschatting van een gebeurtenis of situatie die emotionele reacties en gedrag oproept |
|
|
Term
|
Definition
| Verbinding tussen twee of meer representaties |
|
|
Term
|
Definition
| Een cognitieve representatie die een individu’s evaluatie van een bepaald persoon, groep, ding, handeling of idee samenvat |
|
|
Term
| BIRG (bask in reflected glory) |
|
Definition
| De tendens om zich te associëren met een positieve groepsidentificatie (kan een manier zijn om positieve zelfbeschouwing te herstellen, vooral wanneer de zelfwaardering bedreigd is) |
|
|
Term
|
Definition
| verandering in emotie die zou optreden bij een agressief personage: stoom afblazen.Kan versterking van verdere emotie voorkomen |
|
|
Term
|
Definition
| Het zoeken naar en geven aan een verklaring van het gedrag (of gebeurtenis) - verband |
|
|
Term
|
Definition
| Een onprettig gevoel wat ontstaat als iemand zich inconsistentie t.a.v. zijn gedrag en voor hem belangrijke overtuigingen, attitudes af handelingen realiseert |
|
|
Term
|
Definition
| De wijze waarop de herinneringen, percepties, gedachten, emoties en motivaties van mensen hun begrip van de wereld beïnvloeden en hun acties sturen |
|
|
Term
|
Definition
| Kennis die iemand verzameld heeft in zijn geheugen |
|
|
Term
|
Definition
| Een ervaren niet verenigbare doel tussen twee of meer partijen |
|
|
Term
|
Definition
| Overeenstemming tussen gedachten, gevoel en handelen en de sociale norm van individu |
|
|
Term
|
Definition
| Het verwerkingsprincipe dat de standpunten van individuen en groepen moeilijk te veranderen zijn en zichzelf neigen in stand te houden. |
|
|
Term
|
Definition
| Abstracte en algemene concepten die gebruikt worden in theorieën die niet direct te observeren zijn |
|
|
Term
| Constructie van de realiteit |
|
Definition
| Het axioma dat ieder mens zijn eigen waarheid vormt , gevormd door cognitieve en sociale processen. |
|
|
Term
|
Definition
| De graad waarin de onafhankelijke en afhankelijke variabelen die gebruikt worden in onderzoek corresponderen met de theoretische constructen die worden bestudeerd. |
|
|
Term
|
Definition
| Volgens de contacthypothese kunnen relaties tussen groepen verbeteren door groepen met elkaar in contact te brengen, zodat zij elkaar meer als individuen gaan zien waardoor stereotypen en vooroordelen verdwijnen |
|
|
Term
|
Definition
| Bekering/omdraaiing: het idee dat een enkel inconsistent experiment een stereotype kan veranderen |
|
|
Term
|
Definition
| Strategie om negatieve gevolgen van ‘self’-bedreigende gebeurtenissen op te heffen |
|
|
Term
| Correspondence bias/ correspondentievertekening |
|
Definition
| De neiging om de invloed van de situatie op het gedrag van mensen te onderschatten |
|
|
Term
Correspondent inference/ correspondentiegevolgtrekking |
|
Definition
| Gedrag wordt als opvallend beoordeeld omdat deze afwijkt van het stereotype/de verwachting. Het stereotype wordt de standaard waarmee vergeleken wordt |
|
|
Term
|
Definition
Mensen willen drie soorten informatie hebben om te bepalen wat de oorzaak is van het behaalde resultaat: • We willen de consistentie weten: is dit resultaat ‘normaal’ voor de student • We willen de distinctiviteit weten: wordt dit resultaat ook bij andere verglijkbare situaties behaald? • Halen anderen ook mooie resultaten? Is er consensus? |
|
|
Term
|
Definition
| het vervagen van normale grenzen als mensen zich in een menigte/groep bevinden, wat leidt tot een toename van impulsief en afwijkend gedrag |
|
|
Term
|
Definition
| Aanwijzingen in een onderzoeksopzet die ertoe leiden dat deelnemers conclusies trekken over wat de onderzoekers verwachten of wensen en dat daardoor het gedrag van de deelnemers wordt vertekend |
|
|
Term
|
Definition
| Het reduceren van je geloof in een mogelijke oorzaak om dat er een andere, goed verklarende oorzaak is. Deze correctie voor een eerdere inferentie (gevolgtrekking) kost tijd en cognitieve inspanning |
|
|
Term
|
Definition
| Positief of negatief onderscheid of gedrag gericht op een sociale groep |
|
|
Term
| Door-in-the face techniek |
|
Definition
| Techniek waarbij eerst een groot verzoek wordt gedaan wat zeker geweigerd zal worden, om daarna een kleiner verzoek te doen als concessie, wat dan moeilijk geweigerd zal worden en dus gehonoreerd. |
|
|
Term
|
Definition
| Gedrag, gemotiveerd door de wens persoonlijke beloningen te krijgen. |
|
|
Term
|
Definition
| Uitvoerig overdenken en relateren aan bestaande kennis en opvattingen; positief vs. negatief |
|
|
Term
|
Definition
| Het toevoegen van positieve associaties aan het attitude-object kan de evaluatie ervan verhogen (klassieke conditionering) |
|
|
Term
|
Definition
| De mate waarin onderzoeksgegevens gegeneraliseerd kunnen worden. (t.a.v. mensen, tijd, setting) |
|
|
Term
|
Definition
| De neiging om te overschatten in hoeverre anderen het eens zijn met de eigen opvattingen |
|
|
Term
Gemeenschappelijke relatie (communal relationship) |
|
Definition
| Een relatie waarin mensen hun partner belonen uit affectie en om te laten zien dat ze om die ander geven |
|
|
Term
GRIT (Graduated and reciprocated initiatives in tension reduction) |
|
Definition
| Techniek die gebruikt kan worden om conflicten te de-escaleren. Het proces begint met een kleine concessie van één partij. De norm van reciprociteit zorgt ervoor dat de andere partij ook een kleine concessie doet of publiekelijke afkeuring riskeert. Een gevoel van vertrouwen vermindert de spanningen geleidelijk. |
|
|
Term
Groepsdenken (groupthink) |
|
Definition
| Als een groep meer geïnteresseerd is in het bereiken van de consensus dan de manier waarop zij deze bereiken: te snel een beslissing nemen en onvoldoende kritisch zijn. |
|
|
Term
Groepspolarisatie (group polarization) |
|
Definition
| Het proces waarbij een aanvankelijke positie van de groep extremer wordt: het groepsstandpunt polariseert (wordt extremer) na groepsdiscussie in de richting van het aanvankelijke standpunt, naar die van de meeste groepsleden. |
|
|
Term
|
Definition
| De sociale veranderingen die een groep doormaakt met het komen en gaan van individuen. Het is een constant proces van wederzijdse evaluatie en toewijding |
|
|
Term
Hechte relatie (close relationship) |
|
Definition
| Een relatie met een sterke en frequente onderlinge afhankelijkheid in vele facetten van het leven |
|
|
Term
Hechtingsstijl ( attachement style) |
|
Definition
Manier waarop mensen zich hechten aan andere mensen: Veilig gehecht Gepreoccupeerd (angstig obsessief) Vermijdend (angstig) Angstig (afwijzend vermijdend) |
|
|
Term
|
Definition
Associatie tussen bepaalde kenmerken, terwijl die samenhang er niet daadwerkelijk is. Dit gebeurt wanneer als het gaat om twee kenmerken die ’distinctief’ zijn ( kenmerken die opvallen en weinig voorkomen)
Wanneer iemand lid is van een minderheidsgroep is dit distinctief, doet die persoon ook nog iets negatiefs, dan is dit eveneens opvallend. Door de dubbele distinctiviteit overschatten mensen de mate van dit negatieve gedrag . |
|
|
Term
Impliciete persoonlijkheid theorie (Schneider, 1973) |
|
Definition
| We gaan ervan uit dat bepaalde karaktertrekken bij elkaar horen. Als we een karaktertrek signaleren, koppelen we daar andere karaktertrekken aan, die we eerder hebben ervaren. |
|
|
Term
|
Definition
| De strategie van individuele ontvluchting, fysiek of psychisch, van een gestigmatiseerde groep |
|
|
Term
|
Definition
| De mate waarin kan worden geconcludeerd dat veranderingen in de onafhankelijke variabele daadwerkelijk de veranderingen in de afhankelijke variabele hebben veroorzaakt in onderzoek |
|
|
Term
|
Definition
| Een positieve emotionele band waarin men elkaar begrijpt en ondersteunt |
|
|
Term
|
Definition
| Een proces waarin één of meerdere groepsleden toegestaan wordt om anderen te beïnvloeden en te motiveren om groepsdoelen te behalen |
|
|
Term
|
Definition
| Een techniek waarbij je iemand overhaalt in te stemmen met een verleidelijk aanbod, vervolgens verslechter je het aanbod met een aannemelijk excuus. Door het excuus zorg je ervoor dat de ander een externe attributie maakt bij de verandering. Als het ‘slachtoffer’ al op je eerste voorstel is ingegaan, is de kans groot dat hij je uiteindelijke voorstel accepteert, i.v.m. zijn gebondenheid aan de eerste beslissing , maar ook met de behoefte om consistent over te komen |
|
|
Term
|
Definition
De neiging om voorkeur te hebben voor objecten/personen waaraan we vaker zijn blootgesteld: bekend maakt bemind |
|
|
Term
| Minimale intergroepssituatie |
|
Definition
| Een onderzoekssituatie waarin mensen gecategoriseerd zijn op willekeurige of onbeduidende basis, in groepen die geen geschiedenis, geen belangrijke conflicterende en geen stereotypen hebben |
|
|
Term
|
Definition
| Uitingsvorm van onbewuste zelfwaardering / zelfverheffing. Het psychologisch verschijnsel dat personen vaak een voorkeur hebben voor letters van hun eigen naam, in vergelijking met anderen die deze letters niet in hun naam hebben. Mensen denken positiever over iets wat met henzelf is geassocieerd, zoals letters uit hun naam, getallen uit hun geboortedatum, telefoonnummer etc., merknaam, keuze partner, beroep, woonplaats etc. |
|
|
Term
|
Definition
| Wanneer we zowel positieve als negatieve dingen over iemand weten, hebben we de neiging om negatieve informatie meer gewicht te geven dan positieve informatie |
|
|
Term
Norm van gehoorzaamheid (obedience tot authority) |
|
Definition
| De norm dat we iemand met legitiem gezag moeten gehoorzamen |
|
|
Term
|
Definition
| De norm dat we ons verplicht voelen anderen te behandelen zoals de ander ook jou behandelt (dat wat jou geboden wordt, geef je ook terug) |
|
|
Term
Norm van sociale verbintenissen (toewijding) (social commitment) |
|
Definition
| De norm dat we overeenkomsten en verplichtingen moeten honoreren: wat je hebt beloofd, moet je ook doen |
|
|
Term
Onderhandelen (negotiation) |
|
Definition
| Het proces waarin partijen die in conflict zijn communiceren en elkaar beïnvloeden om tot overeenkomst te komen |
|
|
Term
Onderlinge afhankelijkheid (interdependence) |
|
Definition
| De situatie waarbij iemands gedachten, emoties en gedragingen invloed hebben op die van anderen |
|
|
Term
Onvermijdelijke sociale invloed (Pervasiveness of social influence) |
|
Definition
| De axioma dat andere mensen al onze gedachten, gevoelens en gedragingen beïnvloeden, ongeacht of anderen fysiek aanwezig zijn of niet |
|
|
Term
Oppervlakkige verwerking (superficiality) (perifere route) |
|
Definition
| Karakteristieken op basis van toegankelijke informatie, vaak gebaseerd op het laatste oordeel. Snelle gevolgtrekking, zonder er goed over na te denken. |
|
|
Term
| Out-group homogenity effect |
|
Definition
| De tendens om de out-groep als meer homogeen en minder divers te zien dan de in-groep. |
|
|
Term
|
Definition
| Het proces van vormen, bekrachtigen of veranderen van attitudes door middel van communicatie |
|
|
Term
Overredingsheuristiek(en) (peruasion heuristic) |
|
Definition
| (vuistregel) Een associatie van positief of negatief geëvalueerde cues met het attitude-object, die mensen in staat stelt om het object snel te evalueren, zonder er over na te denken |
|
|
Term
Persoonlijke conformiteit (private conformity) |
|
Definition
| Persoonlijke acceptatie van sociale normen |
|
|
Term
|
Definition
| Eerdere informatie heeft een grotere impact dan latere. De eerste eigenschappen zetten de toon en de betekenis van latere eigenschappen worden hierdoor gekleurd . |
|
|
Term
|
Definition
| Het activeren van cognitieve representaties om de toegankelijkheid te vergroten/automatiseren en daarmee de kans dat het gebruikt wordt |
|
|
Term
|
Definition
Prosociaal gedrag omvat alle gedrag en alle acties die door de samenleving positief gewaardeerd worden en op de een of andere wijze positieve gevolgen hebben voor het lichamelijke of psychische welzijn van anderen Het verschil met altruïsme is dat bij altruïsme geen enkel eigen belang in het spel is |
|
|
Term
| Publiekelijke conformiteit |
|
Definition
| Openbaar gedrag is gelijk aan de sociale normen (onder druk van anderen die dit kunnen observeren), maar deze normen zijn niet persoonlijk geaccepteerd. |
|
|
Term
|
Definition
Het motief om een bedreigd gevoel van keuzevrijheid te beschermen of te herstellen (verzetten tegen manipulatie door normen) Mensen hebben behoefte aan keuzevrijheid, als deze wordt aangetast, proberen ze die keuzevrijheid te herstellen. Het niet hebben van een keuzevrijheid roept verzet op |
|
|
Term
|
Definition
| Het proces waarin een oplossing wordt voorgesteld, die de ander direct ziet als minder gunstig omdat men redeneert dat wat voor die ander goed is, voor hen slecht zou zijn |
|
|
Term
| Realistische conflict theorie |
|
Definition
| Intergroepsvijandigheden komen voort uit competitie tussen groepen voor schaarse maar waardevolle materiële bronnen; de groep die minder krijgt zal gefrustreerd raken en negatieve gevoelens ontwikkelen voor de winnende groep. Andersom moet de winnende groep rechtvaardigen dat zij beter af zijn. Men gaat de oorzaak van de verschillen toeschrijven aan persoonlijke eigenschappen van de winnaars en verliezers; verliezers hebben het aan zichzelf te danken; de underdog- groep ziet de winnaars als egoïstische n onaardig |
|
|
Term
|
Definition
| Een groep mensen die je ziet als een juiste bron van informatie en naar wie je toe gaat wanneer je hulp nodig hebt bij een beslissing of evaluatie. Bij een beoordelingstaak zijn dit mensen met gelijke attitudes, waarden en relaties/ we identificeren ons met de referentiegroep |
|
|
Term
| Relatieve deprivatie theorie |
|
Definition
| De theorie dat gevoelens van ontevredenheid voortkomen uit de overtuiging dat andere groepen of personen beter af zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| Een aanwijzing die het vermogen heeft aandacht te trekken /op te vallen |
|
|
Term
|
Definition
| Het motivationele principe dat mensen de behoefte hebben aan steun, om aardig gevonden en geaccepteerd te worden door mensen en groepen waar ze om geven en die ze waarderen. |
|
|
Term
|
Definition
| Het proces waarbij de verwachting t.a.v. een persoon bewaarheid wordt, doordat uitgelokt gedrag het bestaande vermoeden bevestigt |
|
|
Term
|
Definition
| Persoonlijke standaarden die mensen nastreven: de ‘ideal self’ (de persoon die we willen zijn) en de ‘ought self’ ( de persoon die we voelen dat we zouden moeten zijn) Ideal selfs (promotiedoelen) hebben meestal te maken met positieve uitkomsten en ought selfs (preventiedoelen) met negatieve. |
|
|
Term
|
Definition
| Een vorm van onderlinge afhankelijkheid waarin de actie die het meest oplevert voor elk individu, als deze gekozen is door alle personen, een negatieve uitkomst oplevert voor de hele groep. |
|
|
Term
| Sociaal onderlinge afhankelijkheid (social interdependence) |
|
Definition
| Afhankelijkheid van andere groepsleden t.a.v. gevoelens van verbondenheid, sociale en emotionele beloningen en een positieve sociale identiteit. |
|
|
Term
|
Definition
Het proces van identificeren van individuen als lid van een sociale groep omdat zij kenmerken hebben die typerend zijn voor deze groep. Doel: geeft je informatie die je niet meteen waarneemt en je kunt onnodige informatie negeren |
|
|
Term
|
Definition
| De strategie van het toevoegen van nieuwe positieve kenmerken voor de groep, waardoor de negatief gewaardeerde groep zijn superioriteit kan zien. vb: niet gewonnen, wel sportief |
|
|
Term
|
Definition
De aanwezigheid van anderen brengt arousal (spanning) teweeg, veroorzaakt doordat je nooit weet wat de ander doet. Het alert zijn op anderen is instinctief en van belang voor het overleven van de soort. De arousal zorgt ervoor dat onze dominante responsen sterker worden: bij makkelijke, goed geoefende taken zal de dominantie respons het goed uitvoeren van de taak zijn. Bij een moeilijke taak juist het tegenovergestelde. De aanwezigheid van anderen faciliteert de dominantie respons. Het verklaart dus ook dat we beter of slechter presteren in aanwezigheid van anderen. |
|
|
Term
|
Definition
| Twee of meer mensen hebben dezelfde karakteristieken die een sociale betekenis hebben voor hen of voor anderen |
|
|
Term
|
Definition
Die aspecten van het zelf-concept* die we afleiden van onze kennis en gevoelens over de groepslidmaatschappen die we delen met anderen
Zelfconcept: alle kennis van iemand over diens persoonlijke kwaliteiten |
|
|
Term
| Sociale identiteit theorie |
|
Definition
| Theorie dat groepslidmaatschappen een deel van het zelfbeeld van de individu zijn. De mate waarop je positief kunt denken over de groepen waarvan je lid bent, is daardoor medebepalend voor je zelfwaardering. Iemand die lid is van een groep die succesvol is en in hoog aanzien staat in de samenleving, kan zich door dat groepslidmaatschap beter voelen dan iemand die lid is van een groep met een lage status. |
|
|
Term
|
Definition
| Algemeen in de groep geaccepteerde en onderschreven manier van denken, voelen of gedragen |
|
|
Term
|
Definition
| De manieren waarop andere mensen of groepen het begrip wat mensen hebben van de wereld en hun acties beïnvloeden en sturen. |
|
|
Term
|
Definition
| De wetenschap die de effecten bestudeert van sociale en cognitieve processen op de manier waarop individuen waarnemen, beïnvloeden en relateren tot anderen |
|
|
Term
|
Definition
| Emotionele en fysieke middelen om ergens mee om te gaan, verzorgd door anderen. |
|
|
Term
Sociale verandering (social change) |
|
Definition
| De strategie van het verbeteren van de algemene maatschappelijke situatie van een gestigmatiseerde groep. |
|
|
Term
| Sociale vergelijkingstheorie (Festinger, 1954) |
|
Definition
| en meningen vergelijken met anderen om er achter te komen hoe zij er voor staan. |
|
|
Term
|
Definition
| De neiging om minder inspanning te leveren (motivatieverlies) op een taak wanneer de inspanningen van een persoon een niet te identificeren deel zijn van een groep dan wanneer dezelfde taak alleen wordt uitgevoerd. |
|
|
Term
|
Definition
De oppervlakkige (eerste)indruk van een sociale groep die door mensen gevormd wordt door het associëren met bijzondere kenmerken/emoties van de groep of de persoon: maken van gevolgtrekkingen op basis van een oppervlakkige indruk. |
|
|
Term
|
Definition
| De angst om het negatieve stereotype, dat anderen hebben over jou, te bevestigen |
|
|
Term
|
Definition
| Het motivationele principe dat mensen de behoefte hebben om sociale gebeurtenissen te begrijpen en te voorspellen met als doel dat dit gewaardeerd wordt. |
|
|
Term
|
Definition
| Een smallere, meer specifieke sociale groep als onderdeel van een brede sociale groep (bijvoorbeeld: vrouwen als groep en dan huisvrouwen of feministen als subgroep) |
|
|
Term
|
Definition
| Gedeelde doelen die alleen bereikt/behaald worden wanneer groepen samenwerken. hogere orde doelen |
|
|
Term
| Systematische verwerking/centrale route |
|
Definition
Men relateert de inhoud van de boodschap aan al aanwezige kennis, evalueert de ideeën in de boodschap, de kracht van argumenten, kortom: men denkt na over de boodschap. Bij sterke argumenten volgt een attitude wijziging, bij zwakke argumenten volgt geen attitude wijziging. Om systematische verwerking te komen heb je motivatie en mogelijkheden (tijd) nodig. |
|
|
Term
| Taakgerichte onderlinge afhankelijkheid (task interdependence) |
|
Definition
| De afhankelijkheid van de andere leden van de groep voor de beheersing van materiele uitkomsten van de groepstaak. |
|
|
Term
|
Definition
| (Inschatting) De persoonlijke interpretatie van een situatie die zorgt voor een emotionele reactie en gedrag, afhankelijk van de inschatting van de situatie. |
|
|
Term
| Theory of planned behavior |
|
Definition
| De theorie dat attitudes, sociale normen en waargenomen controle samen gedrag beïnvloeden. Men is meer geneigd gedrag uit te voeren naarmate de attitudes t.a.v. het gedrag positiever zijn, de relevante sociale normen positief zijn en meer het gevoel heeft het gedrag te kunnen controleren. |
|
|
Term
Toegankelijkheid (accessibility) |
|
Definition
Het verwerkingsprincipe dat de informatie die het meest of meest gemakkelijk beschikbaar is, het meest effect/impact heeft op onze gedachten , gevoelens en gedrag. Groepslidmaatschappen hebben alleen effect als ze cognitief toegankelijk zijn |
|
|
Term
Uitwisselingsrelaties (exchange relationship) |
|
Definition
| Een relatie waarin mensen beloningen uitwisselen met het doel hier voordeel voor terug te krijgen |
|
|
Term
|
Definition
| Het motivationele principe dat mensen zichzelf, evenals de mensen/groepen waarmee zij verbonden zijn of waarmee zij zich verbonden voelen, graag in een positief licht zien. |
|
|
Term
Verbintenis /gebondenheid (commitment) |
|
Definition
| Intentie en het verlangen om relaties voor lange tijd te behouden, gepaard gaand met een sterke gehechtheid aan de partner |
|
|
Term
Vertekening in sociaal wenselijke antwoorden (social desirability response bias) |
|
Definition
| De neiging van mensen om zich te gedragen op de manier waarvan zij inschatten dan anderen dit van hen vragen en waarvoor zij hun goedkeuring wensen. |
|
|
Term
|
Definition
| Een techniek voor het verhogen van instemming voor een groot verzoek, door eerst een klein verzoek te doen |
|
|
Term
Volhardings bias (perseverence bias) |
|
Definition
Volhardings bias (perseverence bias) De effecten van eerdere indrukken op de interpretatie van latere informatie kunnen zelfs voortduren wanneer men ontdekt dat de eerste indruk onjuist blijkt te zijn |
|
|
Term
|
Definition
| Positieve of negatieve beoordeling van een sociale groep en/of haar leden |
|
|
Term
| Wetenschappelijke theorie |
|
Definition
Een verklaring die aan 3 vereisten voldoet: • Het gaat over constructen • Het beschrijft oorzakelijke relaties • Het is algemeen, Hoewel de omvang van algemeenheid verschilt voor vele verschillende theorieën |
|
|
Term
| Zelfdiscrepantietheorie (Higgings, 1996) |
|
Definition
| Mensen vergelijken zichzelf met hun ‘ideal self’ of hun ‘ought self’ – standaarden en deze vergelijking roept bepaalde emoties op. |
|
|
Term
|
Definition
| Alle kennis die men heft over zijn persoonlijke kwaliteiten. weten |
|
|
Term
Zelfbewustzijn (self-awareness) |
|
Definition
| Hoog bewustzijn van het ‘zelf’, van de eigen identiteit, inclusief de eigen interne standaarden en de mate waarin je daaraan voldoet |
|
|
Term
|
Definition
| Het proces van jezelf zien als een lid van een sociale groep |
|
|
Term
|
Definition
| Een motivatie om gedrag te kiezen dat bedoeld is om het zelfbeeld te reflecteren als weergave van het gevoelde innerlijk |
|
|
Term
|
Definition
| Een persoonskarakteristiek over de mate waarin mensen gevoelig zijn voor de eisen van de sociale situatie, deze kunnen inschatten en hierop inspelen. De mate waarin men gevoelig is voor de verwachtingen van anderen |
|
|
Term
| Zelfperceptietheorie/ zelfwaarnemingstheorie(Bem, 1967) |
|
Definition
| De theorie dat mensen hun persoonlijkheidskenmerken afleiden van observatie van hun eigen gedrag (zoals ze dat ook bij anderen doen), op analoge wijze leiden ze ook hun attitudes af uit hun gedrag. Er is geen fysiologisch arousal om dit te doen: er is geen behoefte een toestand op te heffen. Het gedrag wordt gedreven door intrinsieke motivatie |
|
|
Term
|
Definition
| Bewust of onbewust invloed uit willen oefenen op wat de ander van je vind/ weergave van het gewenste beeld |
|
|
Term
|
Definition
| Jij bent de enige person die je hoogstersoonlijk onder permanente observatie kunt houden. Je verzamelt in de loop van de tijd een gigantische hoeveelheid informatie over jezelf, die op een bepaalde manier georganiseerd moet worden. Een zelfschema bestaat uit een abstract stukje kennis over jezelf, dat geassocieerd is met allerlei concrete attributen en voorbeelden. Het heeft een hiërarchische structuur waarbij abstracte kennis is opgeslagen op het hoogste niveau en de ondergelegen niveaus meerdere zelfschema’s hebben, heeft het zelf vele kanten . Je vormt een kapstok per domein. |
|
|
Term
Zelfwaardering (selfesteem) |
|
Definition
| Persoonlijke evaluatie (positief of negatief) van zichzelf. voelen |
|
|
Term
Zichzelf versterkend vooringenomenheid (self-enhancing biases) (Kunda) |
|
Definition
| Mensen neigen er naar om informatie over zichzelf zo te verzamelen en te interpreteren dat het zorgt voor een overdreven positieve evaluatie (zelfverheffing) |
|
|