Term
|
Definition
| (subjectief) verwerven we door ordening en selectie |
|
|
Term
|
Definition
| (objectief). Het verschil is dat wetenschap onjuistheden, mythen en vooroordelen ontkracht doormiddel van het vormen van theorieën en vergaren van objectieve kennis. |
|
|
Term
|
Definition
| Deze ervaringswetenschap houdt zich bezig met opstellen van theorieën en het geven van verklaren op de werkelijkheid. |
|
|
Term
| Natuurwetenschap en geestes,- cultuurwetenschap |
|
Definition
| bestuderen van de werkelijke natuur en cultuur van de mens, omdat ze het natuurlijke verklaren door invloed van de omgeving. |
|
|
Term
| ‘binnenkant’ en de ‘buitenkant’ |
|
Definition
| gedragingen en cognitie; gedachten, gewaarwordingen, emoties, motivaties enz. |
|
|
Term
| • Lichaam/geest problematiek |
|
Definition
| ben je een lichaam(materialistisch) met een geest of een geest (idealistisch) met een lichaam? (dualisme) Beinvloeden ze elkaar? (interactionalisme |
|
|
Term
| • Mechanisch, organistisch en personalistisch |
|
Definition
| werkelijkheid in 3 lagen, laagste mechanisch > determineren van gedrag, hoger niveau organisch > interactie met omgeving, hoogste niveau personalistisch > persoonlijke ervaringen erbij betrekken/zingeving |
|
|
Term
|
Definition
| Klassieke conditionering is leren door associatie. Bijvoorbeeld door een ongeconditioneerde reactie (respons) op te wekken met een geconditioneerde prikkel (stimulus)(Pavlov). |
|
|
Term
|
Definition
• Leren veroorzaakt een relatief permanente verandering • Leren produceerd nieuwe gedragsmogelijkheden • Bij leren speelt vaak beloning of straf een rol • Bij leren speelt oefening vrijwel altijd een rol |
|
|
Term
| ongeconditioneerde stimulus |
|
Definition
|
|
Term
| ongeconditioneerde respons |
|
Definition
| respons van nature (reflex) |
|
|
Term
| geconditioneerde stimulus |
|
Definition
| aangeleerde stimulus (leerproces) |
|
|
Term
|
Definition
| aangeleerd gedrag/reactie |
|
|
Term
|
Definition
| bekrachtiging van het gedrag. Vind plaats na het gedrag door positieve of negatieve binding. Een belangrijk onderscheid in primaire (direct, basisbehoefte korte termijn) en secundair reïnforcer (indirect, geld lange termijn). |
|
|
Term
|
Definition
| uitdoven van negatief gedrag |
|
|
Term
| kenmerken klassiek conditioneren |
|
Definition
Passief Reinforcement vooraf Leren van gevoelens Bouwt voort op reflex Associatie tussen stimuli |
|
|
Term
| Kenmerken klassiek conditioneren |
|
Definition
Actief Reinforcement achteraf Leren van handelingen Gedrag zit al in repertoire Associatie gedrag en gevolgen |
|
|
Term
| Bij het verklaren van menselijk gedrag... |
|
Definition
| leren we vooral kijken naar wat er ‘tussen de oren zit’. |
|
|
Term
| sociale leertheorie (Bandura). |
|
Definition
| ). Hierbij kunnen kinderen leren doormiddel van Modeling: kan een bepaald model observeren en nadoen zonder dat het ervoor beloond wordt. |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
| agressief gedrag aanleren door... |
|
Definition
| agressieve modellen in sociale beïnvloeding |
|
|
Term
| Sociale beïnvloeding treed het sneller op wanneer ... |
|
Definition
• De werkelijkheid moet wel onduidelijk zijn (7 tegen 1) • Modellen moeten betrouwbaar en unaniem zijn |
|
|
Term
| Als hulpverlener zijn er een aantal voorwaarden waar je aan moet voldoen om een model goed na te kunnen doen: |
|
Definition
• Je moet actief waarnemen • Waargenomen gedrag moet onthouden worden • Je moet de juiste motorische vaardigheden hebben • Waarnemer moet gemotiveerd zijn of het gedrag als belonend ervaren |
|
|
Term
|
Definition
| innerlijke representatie van een brokje kennis van de werkelijkheid die je hebt opgenomen. Deze schema’s leren wij in ons hele leven in het geheugen en zijn niet per se statisch en omvatten kennis, gevoelens en ervaringen. |
|
|
Term
|
Definition
| hersenen moeten rijpen en kan nog geen nieuwe schema’s opslaan. Wel hebben ze aangeboren schema’s die sociaal gericht zijn. Hiernaast maken ze ook gebruik van perceptueel leren en ontwikkelen ze objectpermanentie aan het eind van het eerste jaar |
|
|
Term
| korte termijn geheugen ook wel.. |
|
Definition
|
|
Term
| lange termijn geheugen ook wel.. |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Manier om (verborgen) opgeslagen herinneringen op te halen |
|
|
Term
|
Definition
| beschikken over vermogens die nodig zijn om in een cultuur goed te functioneren. Tot voor kort voornamelijk uitgedrukt in IQ |
|
|
Term
|
Definition
• Een mentaal (geestelijk) proces dat alleen waarneembaar is door gedragsveranderingen of verslag • Denken is het bewerken en verwerken van informatie in het werkgeheugen. Het kenmerkt zich door aandacht; waarneming, produceren. • Door probleemoplossen gebruik je het geleerde (lange termijn) in de nieuwe situatie met een nieuw probleem(leren). Het is moeilijk te zeggen waar leren stopt en denken begint. |
|
|
Term
| 5 voorwaarden waaraan een intelligentie aan moet voldoen zijn (Gardner 1998): |
|
Definition
• Testen • Kan uitvallen na hersenbeschadiging • Bij isolatie begaafd in een andere vorm • Kinderen laten relatief losstaande ontwikkeling zien • Evolutionaire voorlopers |
|
|
Term
| Verschillende vormen van intelligentie (Gardner) |
|
Definition
• Linguïstische: woord en taal • Logisch-mathematische intelligentie: wiskunde en probleemoplossen • Muzikale: componeren en musiceren • Ruimtelijke-visuele: ruimte en vorm • Lichamelijk: coördinatie en vaardigheid • Naturalistische: plant en dier • Interpersoonlijk: Empathie • Intrapersoonlijk: Zelfinzicht en emotioneel • Existentieel: wijsheid |
|
|
Term
| neobehavioristische model |
|
Definition
| S…O….R…C (eerst S…R). De O staat voor organisme; de aspecten die binnen een lerend persoon actief zijn en die het leren beïnvloeden. Deze interveniërende variabelen zijn alle tussenliggende factoren. |
|
|
Term
| Verbale controle ontwikkeld aan de hand van drie fase: |
|
Definition
• 1e het spreken van anderen • 2e hardop spreken • 3e innerlijke spraak (zelfcorrectie) |
|
|
Term
|
Definition
| je jezelf te stimuleren, maar ook onderuithalen. In de hulpverlening probeert men deze gedachten te veranderen (cognitieve gedragstherapie). Ook de RET Rationeel Emotieve Therapie wordt gebruikt door te confronteren met tegengestelde gedachten. |
|
|
Term
|
Definition
| inkleuring van de stimulus of situatie die door iemand wordt ervaren (statische verklaring) |
|
|
Term
|
Definition
| het toeschrijven van een situatie/persoon aan gedachten en gedrag.(verloren wedstrijd – slecht weer)(dynamische verklaring |
|
|
Term
|
Definition
| de oorzaak van een situatie aan jezelf toeschrijven |
|
|
Term
|
Definition
| de oorzaak van een situatie aan een ander toeschrijven |
|
|
Term
|
Definition
| waarnemen als gesloten. Wat je ervaart is een directe afspiegeling van de werkelijkheid. |
|
|
Term
|
Definition
| Deze stelt de interpretatie van de werkelijkheid boven de de objectieven kenmerken van de buitenwereld. Er wordt onderscheid gemaakt in primaire eigenschappen en secundaire eigenschappen bij een waarnemer. |
|
|
Term
| Primaire gegevens (waarneming) |
|
Definition
| bijv. de centimeter, natuur/scheikundige informatie (wetenschappelijk) |
|
|
Term
| Secundaire gegevens (waarneming) |
|
Definition
| eigenschappen op basis van interpretatie en appathie zoals ‘de geur van een bloem’ of de smaak van voedsel.(twee vrouwen of verliefd stel?) |
|
|
Term
| De sleuteltheorie vind oorsprong in |
|
Definition
de biologie en evolutietheorie die stelt dat elk dier zijn eigen nuttige zintuigen vergroot voor overleving. Hierdoor ontwerpt elk dier zijn eigen stukje (karikatuur) van de werkelijkheid. |
|
|
Term
| Drie kenmerken van waarnemen zijn: |
|
Definition
| Adaptatie, Relativiteit, Selectie, |
|
|
Term
|
Definition
| Aanpassing aan constante stimulus zoals verkeer op de achtergrond of wennen aan een geur. |
|
|
Term
|
Definition
| Gericht op contrasten, tussen klein en groot, kleurig of flets. |
|
|
Term
|
Definition
| Selectieprocedure om alleen de bruikbare informatie te filteren (anders word je gek) |
|
|
Term
| Onze zintuigen bestaan uit... |
|
Definition
| Kijken, horen, tast, smaak, reuk |
|
|
Term
|
Definition
| Handig bij schatten van afstand, zien van ‘kleuren’ |
|
|
Term
|
Definition
| beperkt in mogelijkheden, alleen geluid door trillingen. Geluidsdrempel is de grens waarom het frequentie in Hz kan waarnemen per diersoort (mens 20-20.000 Hz. Oren hebben lichte vertraging voor ruimteoriëntatie en als je geluid wilt lokaliseren. Afstand is wel met een oor te horen (luid-zacht) |
|
|
Term
|
Definition
| warmte, koud en pijn door receptoren in de huid met verschillende verdelingen. Oudste zintuig dat al ontwikkeld bij het ongeboren kind |
|
|
Term
|
Definition
| Registreert moleculen oplosbaar in speeksel. Door gewaarwording proef/ruik je anders wanneer je verkouden bent of niet. Met al dan niet geconditioneerde smaakaversies |
|
|
Term
|
Definition
| Staat nauw in verbinding met geheugen en emoties en vinden we er voedsel mee, heeft het een alarmfunctie (aanbranden) en speelt een rol in het seksleven (feromonen, apart orgaantje). |
|
|
Term
| Er zijn meerdere factoren die het waarnemen beïnvloeden... |
|
Definition
| Aandacht, motivatie, organisatie, illusie, leren en waarnemen |
|
|
Term
| 3 soorten vreemde waarnemingen... |
|
Definition
| Subliminale, Synesthesie, Hallicunaties |
|
|
Term
|
Definition
| onder de grens waarnemen; stimuli te kort om bewust waar te nemen (reclames, advertenties); geen letterlijke waarneming, maar wordt wel zintuigelijk verwerkt. |
|
|
Term
|
Definition
| (syn- samen, aisthesis- gewaarwording) zintuigen die samenwerken zoals bij seks of eten (cijfers in kleuren zien, vormen voelen bij smaak..) |
|
|
Term
|
Definition
subjectieve waarnemingservaring waarbij de fysieke stimulus ontbreekt. Geen illusie (te verklaren) of waan (negatieve interpretatie van waarneming). Kenmerk van de ‘binnenkant’. Treden ook op bij sensorische deprivatie (gebrek aan stimuli) waarbij hersenen zelf maar wat gaan invullen. |
|
|
Term
|
Definition
| organisatie van de waarneming |
|
|
Term
| Principe van figuur en achtergrond |
|
Definition
Figuur en achtgronden kunnen elkaar afwisselen en laat geprefereerde interpretaties zien |
|
|
Term
|
Definition
| Verschillende gestalten worden pas waargenomen wanneer de nabijheid van onderdelen veranderen |
|
|
Term
| Principe van overeenkomst |
|
Definition
Je ziet objecten eerder als geheel dan als losse kenmerken (mensen in uniformen) |
|
|
Term
| Principe van geslotenheid |
|
Definition
| Vormen die ‘niet af’ zijn, zullen we af maken |
|
|
Term
| Principe van vroegere ervaring |
|
Definition
| Cultuurgebonden waarden, normen en kennis |
|
|
Term
|
Definition
| waarnemen van mensen of groepen door een ander mens. Het verschil met algemene waarneming is het sociale proces. |
|
|
Term
| Subjectieve interpretaties d.m.v. cognitieve schema’s |
|
Definition
• Demografische kenmerken: bevolkingssamenstellingen; oud/jong, arm/rijk, religie, (sub)cultuur, gender • Sociale rol kenmerken: moeder, vader, politieagent, ambulancier, mwd’er • Uiterlijke kenmerken: dik/dun, kleding, lichaamsbouw, gelaat • Karakter kenmerken: stabiele trekken; openheid, verlegen, eigenwijs, altruïstisch • Emotie kenmerken: lichaamshouding, verdriet, blij, zenuwachtig • Motieven: waarom aardig..? (attributie) |
|
|
Term
|
Definition
| eerdere ervaringen met bepaald gedrag die zijn opgeslagen in cognitieve schema’s. |
|
|
Term
| Aspecten van de waargenomene: de stimulusfactoren |
|
Definition
1. Gestaltprincipes 2. Effecten vanuit de context 3. Lichaamskenmerken van de waargenomene |
|
|
Term
| Kenmerken van de waarnemer |
|
Definition
1. Motieven en emoties bij de waarnemer 2. Kennisstructuren bij de waarnemer 3. Invloed van eerder informatie op indrukvorming 4. Invloed van demografische kenmerken van de waarnemer |
|
|
Term
|
Definition
Construeren van een geheel op basis van onderdelen; moeder en dronken of dronken moeder? • Principe v Figuur en achtergrond: opvallend gedrag; roodharigen, wereldkampioenen, gothics • Principe v Nabijheid: groep als éen geheel i.p.v. individuen, studenten etc. • Principe van gelijkheid/overeenkomst: subculturen op basis van uiterlijke gelijke kenmerken • Consistentieprincipe: disbalans wanneer er 1 of alle relaties negatief zijn waardoor interne a |
|
|
Term
| Effecten vanuit de context |
|
Definition
• Primacy- en recency-effecten: Eerste en laatste indruk hebben veel invloed bij totaalvorming • Halo- effect: Centrale eigenschappen die het geheel kunnen maken of breken (intelligent, grappig en warm vs. koud?) • Verdunningseffecten: door meer informatie toe te voegen, kunnen negatieve kenmerken op de achtergrond verdwijnen |
|
|
Term
| Lichaamskenmerken van de waargenomene |
|
Definition
• Gezichtskenmerken: ‘agressieve mensen krijgen meer straf, babyfaces zijn zwakker, warmer en naïfer’ - universeel in culturen • Kenmerken v stem: zwaar en donker vs. zacht en nasaal> wie vertrouw je eerder? • Lichaamspostuur en voortbeweging: lengte en houding maken verschillende indrukken in bijv. politiek |
|
|
Term
| Motieven en emoties bij de waarnemer |
|
Definition
Zorgen voor aandacht bij het waar te nemen onderwerp. Deze kunnen de interpretatie al dan niet vertroebelen. • Algemene motieven: Feyenoord supporter leest Feyenoord, musicus kijkt muziekvideo’s • Specifiekere motieven: Leerkracht> leerproces kind, kok > goed verloop bereiding gerecht • Emoties: positieve mensen schatten mensen/situaties positiever in dan negatieve mensen |
|
|
Term
| Kennisstructuren bij de waarnemer |
|
Definition
• Aandacht: luidruchtige buren krijgen schema ‘asociaal’, positieve kanten worden eerder gediscrimineerd • Herinneren: Eenmaal aangeleerde schema’s worden vooral herinnerd i.p.v. weerleggende herinneringen • Beoordelen: asociale buren doen eerder fout dan ‘gewone’ buren |
|
|
Term
| Impliciete persoonlijkheidstheorie |
|
Definition
| de conclusies die mensen trekken op basis van eerste cognitieve indrukken: iemand die knap en charmant is, is ook automatisch arrogant etc. Hierbij speelt het ‘halo-effect’ een rol; halo is kenmerk van de waargenomene, impliciete persoonlijkheidstheorie is kenmerkend voor de waarnemer > de sleutel op het slot binnen de sleuteltheorie. |
|
|
Term
|
Definition
| vereenvoudigde, vaak onjuiste, weergave van de werkelijkheid (Quick ’n Dirty) en werkt hetzelfde als een schema. |
|
|
Term
| Invloed van eerder informatie op indrukvorming |
|
Definition
| Dossierinformatie van cliënt kan al een enorme (vertekende) indruk geven voordat je de persoon daadwerkelijk hebt ervaren. |
|
|
Term
| Invloed van demografische kenmerken van de waarnemer |
|
Definition
| Door onbekendheid met bijv. andere culturen kan gedrag verkeerd worden beoordeeld |
|
|
Term
| Attributie gebruiken we omdat... |
|
Definition
| Mensen hebben behoefte aan een stabiele, controleerbare en voorspelbare wereld. Gedrag schrijven we toe om het te versimpelen en te begrijpen |
|
|
Term
| factoren tijdens het attributieproces |
|
Definition
• Keuze: is het gedrag een vrijwillige keuze van de waargenomene? (verplicht muziekles?) • Sociale wenselijkheid: afwijkend gedrag geeft meer info dan politiek correcte gedragingen • Sociale rol: leraar die buiten rol valt zegt veel meer over persoon dan die rol vervult • Betrokkenheid: emotioneel betrokken actoren zullen minder snel geneigd zijn de situatie objectief/neutraal te bekijken. |
|
|
Term
| Gestaltprincipes en attributie |
|
Definition
• Opeenvolging in tijd: perceptueel organiseren in oorzaak-gevolg (hij slaat, ik sla terug) • Nabijheid in tijd: gebeurtenissen oorzaak-gevolg moeten nabij in tijd zijn anders is de duidelijke connectie weg (hij slaat, ik sla 2mndn later terug) • Overeenkomst tussen oorzaak en gevolg: Er moet een inhoudelijk verband zijn tussen oorzaak-en-gevolgd-relatie (scheiden door vreemdgaan aannemelijker dan aanschaf nieuwe PS4) |
|
|
Term
| Fundamentele attributiefouten |
|
Definition
| beschrijven de neiging van de mens om interne oorzaken van gedrag van anderen te overschatten ten koste van oorzaken uit de omgeving. Meis lijkt jongens te versieren omdat ze aandacht wilt (interne attributie), omdat ze onzeker is (interne stabiele factor), maar komt omdat haar vader net is overleden en ze haar stabiele basis compenseert (externe attributie). |
|
|
Term
| Bij conflicten is het handig om... |
|
Definition
| anuit het perspectief van de actor te bekijken om attributiefouten te nivelleren. Door empathie zal je eerder oorzaken van gedrag toeschrijven aan de omgeving dan intern. |
|
|
Term
|
Definition
| Ze laten zien hoe ernstig wij iemands gedrag moeten nemen. Ze hebben ook een boodschap waarde voor onszelf. Emoties zijn eerder functioneel dan irrationeel. |
|
|
Term
|
Definition
Blijdschap (geluk) Verdriet Angst Woede Verbazing Walging |
|
|
Term
|
Definition
| leerervaringen en cultuur een rol zoals jaloezie, schaamte, ontroering of trots en spelen alleen bij mensen. |
|
|
Term
|
Definition
| Stemmingen duren langer, dagen weken of langer en hun oorzaak is lastig te achterhalen |
|
|
Term
|
Definition
Gaan geheel automatisch via het vegetatieve zenuwstelsel -hart, long etc.- dat automatische taxatie wordt genoemd. Een onderscheiding in autonome reacties: Hartslag Bloeddruk Ademhaling Transpireren Maagdarmactiviteit of urineafscheiding Overige lichaamsfuncties (speeksel, kippenvel) |
|
|
Term
|
Definition
| wordt gezien als ware echtheid. Enkel mensen vertonen dit en is volgens theorieën verinnerlijkt om te voorkomen dat we valsspelen. |
|
|
Term
|
Definition
| zoals adrenaline. Adrenaline zorgt o.a. voor vergroten van hartslagvolume en toename van de ademhalingsfrequentie en brengt je lichaam in de ‘flight-fright’ situatie. |
|
|
Term
|
Definition
Zonder hersenen zijn emoties onmogelijk. Ze zijn onder te verdelen in twee helften: Hersenschors / cortex Subcordicale hersengebieden Wordt ook verticale hoog / laag verschil genoemd |
|
|
Term
|
Definition
| gaat de lichaamsactiviteit vooraf aan de emotie. Je bent verdrietig omdat je huilt, niet andersom. Ook trekt het bloed extra naar de te handelen lichaamsdelen, zoals bang zijn naar je benen en agressief naar je handen. |
|
|
Term
|
Definition
| Ze zijn goed te herkennen - gebalde vuisten en een verwrongen gezicht – en spelen een rol bij persoonswaarneming en communicatie |
|
|
Term
|
Definition
| Als je een emotie voelt, voel je meestal ook de drang om iets te doen (actiebereidheid). Deze manier van kan zowel fysiek als in gedachten |
|
|
Term
|
Definition
| heeft voorrang op de besturing van gedrag (stuurvoorrang). Wij leren emotioneel handelen door operant-conditioneren en model-leren mede door inzicht. |
|
|
Term
| Emotioneel gevoel is onder te verdelen in vier gewaarwordingen: |
|
Definition
• Lichamelijke veranderingen • Taxatie • Situatie • Actiebereidheid. |
|
|