Term
|
Definition
| De voorlopige hulpvraag en vermoedens worden onderzocht. Er word methodisch en zo betrouwbaar mogelijk relevante informatie verzameld. |
|
|
Term
| Wat is (psycho)diagnostiek? |
|
Definition
| Is een vorm van assessment. Aan diagnostiek word strenge eisen gesteld. Psychodiagnostiek betreft een wetenschappelijk gereglementeerd denk- en doeproces waarbij hypothesen over gedrag, denken en emoties worden getoetst aan de hand van een gefaseerd diagnostisch proces. |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor de psychodiagnostiek? |
|
Definition
| De meting vind waar mogelijk kwantitatief plaats, aan de hand van kwantificeerbare scoringslijsten, gestandaardiseerde vragenlijsten of gestructureerde interviews. |
|
|
Term
| Uit welke stappen bestaat de diagnostische cyclus? |
|
Definition
1. Klachtenanalyse; ordening van klachten en problemen.
2. probleemanalyse; benoemen van termen in psychodiagnostiek.
3. verklaringsanalyse; gezocht naar oorzaken voor het probleem of klachten.
4. de indicatieanalyse; een lijst met mogelijke interventies die worden aanbevolen. |
|
|
Term
| Wat is het hypothesetoetsend model? |
|
Definition
| Dat wil zeggen, gebaseerd op de informatie die men op dat moment heeft, worden er een of meer hypothesen geformuleerd en getoetst. |
|
|
Term
| Welke 4 strategieen van assessmentfase zijn er onderscheiden? |
|
Definition
1. Op basis van de eerste indrukken van de hulpverleners vormen ze hypothesen. Ze kiezen vervolgens een methode die het meest geschikt is om de hypothesen te toetsen.
2. Verzamelt heel veel informatie door zoveel mogelijk testen af te nemen en formuleert geen expliciete hypothesen en toetscriteria.
3. Neemt een standaardassessment af. Formuleert geen expliciete hypothesen en toetscriteria.
4. Gaat intuitief te werk op basis van kennis, ervaring en professionele oordeel. |
|
|
Term
Welke 4 categorieen van informatie kan men onderzoeken?
|
|
Definition
1. Persoon van de client
2. klachten of problemen van de client.
3. het leven van de client
4. sociale omgeving van de client. |
|
|
Term
| Welke vormen van dataverzameling zijn er? |
|
Definition
1. Observatie
2. Vragenlijst en psychologische test
3. Interview
4. Dossier- en literatuuranalyse
5. Ecogram, genogram en sociogram |
|
|
Term
| Wanneer word een observatie gebruikt om data te verzamelen? |
|
Definition
| Om informatie te verzamelen over het gedrag van een client. |
|
|
Term
| Welke vormen van observatie bestaan er en wat houden ze in? |
|
Definition
- Gestandaardiseerde versus ongestandaardiseerde observatie: O. observeren zijn niet aan regels verbonden. G. observeren is gebonden aan regels over: duur, frequentie, latentie en intensiteit)
- Participerende versus niet-participerende observatie: P observeren heeft betrekking op de situatie dat de hulpverlener onderdeel uitmaakt van de groep of de interactie.
- Event- versus time-sampling: ES is het te observeren gedrag leidend. TS is tijdsinterval observeren. |
|
|
Term
| Wat wordt er bedoeld met correspondence bias? |
|
Definition
| Een vertekening dat inhoudt dat mensen het gedrag van een ander vaak te sterk toeschrijven aan interne factoren van de ander en de omgevingsinvloeden op dat gedrag te onderschatten. |
|
|
Term
| Aan welke kwaliteitseisen behoort een obervatie te voldoen? |
|
Definition
- zo valide mogelijk zijn; de mate waarin het gedrag dat geobserveerd is, ook daadwerkelijk het gedrag is dat hij wilde meten.
- zo betrouwbaar mogelijk zijn: gegevens zijn stabiel en bij herhaling van de observatie ongeveer dezelfde resultaten oplevert. |
|
|
Term
| Welke 2 soorten van betrouwbaarheid zijn er te onderscheiden? |
|
Definition
1. Intrabeoordelaarbetrouwbaarheid: de mate waarin dezelfde resultaten worden behaald als dezelfde observator het betreffende gedrag nogmaals observeert.
2. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: de mate waarin verschillende observatoren hetzelfde gedrag observeren tot dezelfde observaties komen. |
|
|
Term
| Wat word er bedoelt met het fenomeen observatoreffect? |
|
Definition
| De aanwezigheid van de observator zorgt er voor dat mensen zich (onbewust) anders gedragen. |
|
|
Term
| Wat is standaardisatie en waarom is dat belangrijk? |
|
Definition
| Het feit dat de test hetzelfde is voor elke persoon bij wie deze wordt afgenomen. Daarnaast moet de test bij iedereen onder dezelfde omstandigheden dient te worden afgenomen. Dit is nodig om de testscore van de client te kunnen vergelijken met de norm. |
|
|
Term
| De kwaliteit van tests worden beoordeelt aan de hand van 7 criteria, welke zijn dat? |
|
Definition
1. uitgangspunten van de testconstructie
2. kwaliteit van het testmateriaal
3. kwaliteit van de handleiding
4. normen
5. betrouwbaarheid
6. begripsvaliditeit
7. criteriumvaliditeit |
|
|
Term
| Wanneer kan een interview ingezet worden tijdens de assessmentfase? |
|
Definition
| Om de binnenwereld van clienten te meten en soms om wat verduidelijking kan geven of te vragen. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen een ongestructureerde interview en een gestructureerdeinterview en een semigestructureerd interview? |
|
Definition
Ongestructureerd als de hulpverlener zelf bepaalt wat hij gaat vragen, waarover en hoe. En gestructureerd de hulpverlener een stappenplan van vragen heeft opgesteld.
Een semigestructureerde interview: een paar open beginvragen. |
|
|
Term
|
Definition
| Het gebruik van meerdere assessmentmethoden om een vraag, hypothese of vermoeden te beantwoorden of te toetsen of een bepaald construct te meten. |
|
|
Term
| Wat is dossier- en literatuuranalyse? |
|
Definition
| Informatie zoeken in een dossier van een client of in de literatuur zoeken naar informatie over een problematiek. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen een genogram, ecogram en sociogram? |
|
Definition
Ecogram: een grafische weergave van contacten die een client heeft in deze periode van zijn leven.
Genogram: een grafische weergave van de relaties die een client of clientensysteem in de tijd heeft (gehad) met familieleden.
Sociogram: gaat vooral in op de intensiteit en inhoud van de belangrijkste contacten en de steun die men haalt uit deze contacten. |
|
|
Term
| Wat word er in een adviesgesprek besproken? |
|
Definition
| De hulpverlener beantwoord de hulpvraag van de client. De hulpverlener vertelt iets over de diagnose en de interventie die de client in de hulpverlening kan doen. |
|
|
Term
| Wat staat er in een assessmentrapport? |
|
Definition
1. achtergrondgevens en personalia van de client.
2. Reden van aanmelding
3. Afgenomen instrumenten per vraagstelling/hypothese
4. Uitslag per vraagstelling/hypothese
5. Conclusies
6. Advies
7. Wijze van terugrapportage |
|
|
Term
| Wat kan een probleem zijn tijdens het afnemen van een interview mensen met een andere culturele achtergrond? |
|
Definition
| Mensen uit een F-cultuur zeggen vaak ja ook al zijn ze het er niet mee eens. Ze benadrukken hiermee hun vriendschap. Nee zeggen zou voor de hulpverlener een afwijzing zijn. |
|
|
Term
| Wat kan het probleem zijn bij observatie van een client met een andere culturele achtergrond? |
|
Definition
| F-culturen zijn vaak emotioneler en reageren daarom emotioneler. Ook zijn er veel verschillende manieren waarop mensen uit F-culturen non-verbaal communiceren. |
|
|
Term
| Welke problemen kunnen er ontstaan bij het afnemen van psychologische tests en vragenlijsten bij clienten met een andere culturele achtergrond? |
|
Definition
- gebrekkige kennis van de nederlandse taal
- testvragen die zijn gebaseerd op de westerse cultuur en manier waarop mensen psychosociale problemen beleven.
-normgegevens die zijn gebaseerd op westerse proefpersonen
- onderzoekerbias: mensen kunnen zich geintimideerd voelen door de aanwezigheid van degene die de test afneemt. |
|
|