Term
|
Definition
| een snede van voor naar achter |
|
|
Term
|
Definition
| snede van links naar rechts |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| een grafische techniek waarbij men het beeld gaat oppompen en dan erin 'knippen' en het totale oppervlakte gaat uitstrijken |
|
|
Term
|
Definition
| grafische techniek waarbij men softwarematig hersendelen gaat opblazen |
|
|
Term
|
Definition
| een gebied van de huid dat vanuit een bepaalde baan uit de wervelkolom wordt bezenuwd |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
| cytoarchitectonische onderverdeling |
|
Definition
| een onderverdeling van de hersenen in fucntie van de samenstelling van de laag neuronen |
|
|
Term
|
Definition
| uitval van een gedeelte van het gezichtsveld, houdt in dat men blind is voor de linker- of rechter helft van het gezichtsveld. |
|
|
Term
|
Definition
| Hierbij valt een kwart van het gezichtsveld weg. |
|
|
Term
|
Definition
| is de uitval een stukje gezichtsveld dat is omgeven door een gebied met betere of normale visie. |
|
|
Term
| CAT - Computerized Axial Tomography |
|
Definition
| Structurele methode van beeldvorming waarbij röntgenstralen door de hersenen worden gestuurd, in functie van de aard van het weefsel krijgen we een andere absorptie en dus een ander beeld. |
|
|
Term
| MRI - Magnetische Resonantie Imaging |
|
Definition
| Structurele methode van beeldvorming waarbij een magnetisch veld wordt gebruikt om het gedrag van atomen te verstoren. Informatie over de duur van herstel van de verstoring wordt gebruikt om het beeld te vormen. |
|
|
Term
| DTI - Diffusion Tensor Imaging |
|
Definition
| Structurele methode van beeldvorming die een MRI gebruikt om de verbindingen in de hersenen te visualiseren door te kijken in welke richting bepaalde deeltjes bewegen. Kan ook functioneel worden gebruikt door te correleren met gedragsproblemen. |
|
|
Term
|
Definition
| De mate waarin dat deeltjes in een bepaalde richting bewegen. Een materiaal wordt anisotroop genoemd wanneer zijn eigenschappen niet in iedere richting dezelfde zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| Functionele methode die de elektrofysiologische activiteit van hersenpotentialen meet. |
|
|
Term
| EEG - Electroencophalografie |
|
Definition
| Functionele methode die elektrische activiteit meet via elektroden op de schedel om zo de algemene toestand van de hersenen te meten. |
|
|
Term
| ERP - Event Related Potential |
|
Definition
| Functionele methode die elektrisch activiteit meet gekoppeld aan een gebeurtenis. |
|
|
Term
|
Definition
| geeft aan wanneer er een mismatch negativity is. |
|
|
Term
|
Definition
| geeft geheugenupdating aan, treedt ook op wanneer de stimulus verwacht wordt |
|
|
Term
|
Definition
| geeft een semantische mismatch aan, iets wat in de context niet verwacht is. |
|
|
Term
|
Definition
| Hierbij gaat men bij ERP kijken in de verschillende frequentie banden om te kijken hoeveel de frequenties bijdragen aan het signaal. |
|
|
Term
| ECoG - Electrocorticografie |
|
Definition
| Functionele methode waarbij men elektroden rechtstreeks op de grijze stof gaat plaatsen |
|
|
Term
| MEG - Magneto-encophalografie |
|
Definition
| Functionele methode die het magnetisch veld meet dat de elektrische activiteit creëert. |
|
|
Term
| PET - Positron Emissie Tomografie |
|
Definition
| metabole meting aan de hand van een radioactieve stof. Hierbij wordt de regionale cerebrale bloedstroom gemeten. |
|
|
Term
|
Definition
| 2 subtracties van metabole metingen op elkaar leggen en kijken wat er gemeenschappelijk is. |
|
|
Term
| Statistische parametrische map |
|
Definition
| Statistisch model waarbij de juiste scans aan de juiste conditie worden toegewezen. |
|
|
Term
| SPECT - Single Photon Emissie Tomografie |
|
Definition
| Hetzelfde principe als PET, maar dan met een tragere isotoop. |
|
|
Term
| fMRI - functionele Magnetische Resonantie Imaging |
|
Definition
| Metabole meting van de verhouding zuurstofrijk-zuurstofarm bloed aan de hand van het BOLD signaal. |
|
|
Term
|
Definition
| Blood-oxygen Level dependant signal, signaal dat afhangt van bloedoxidatie. |
|
|
Term
| NIRS - Near Infrared Spectroscopy |
|
Definition
| Metabole meting van BOLD via infrarood licht en een detector die de breking van het licht meet. |
|
|
Term
| TMS - Transcraniale Magnetische Stimulatie |
|
Definition
| Lesie methode waarbij men tijdelijk een deel van de hersenen dysfunctioneel gaat maken door middel van een magnetisch veld |
|
|
Term
| Transcranial current stimulation |
|
Definition
| lesie methode waarbij men het rust potentiaal gaat beïnvloeden via anodale of catodale stimulatie |
|
|
Term
|
Definition
| Stimulatie die het rustpotentiaal dichter bij de drempel brengt |
|
|
Term
|
Definition
| Stimulatie waardoor de exiteerbaarheid daalt, hierdoor is er meer input nodig voordat er activiteit is. |
|
|
Term
|
Definition
| Wanneer 2 neuronen samen vuren gaat de verbinding versterkt worden. |
|
|
Term
|
Definition
| Zenuwbundel die informatie van de ene hemisfeer naar de andere transfereert. |
|
|
Term
|
Definition
| Lesiemethode waarbij men één van de twee hemisferen verdoofd. |
|
|
Term
|
Definition
| Theorie die stelt dat de hemisfeer gewoon de informatie ontvangt en als die kant toevallig gespecialiseerd is, dan zal de verwerking sneller zijn, anders trager |
|
|
Term
| Callosale doorschakeling theorie |
|
Definition
| Theorie die stelt dat informatie moet overdragen worden aan de hemisfeer die gespecialiseerd is, hierdoor verlies je signaalsterkte (= degradatie) en dat kost tijd en accuraatheid. |
|
|
Term
| Activatie oriëntatie theorie |
|
Definition
| Theorie die stelt dat beide hemisferen gespecialiseerd zijn in aandacht, waarbij de rechterhemisfeer de aandacht naar links richt en de linkerhemisfeer de aandacht naar rechts laat schuiven. |
|
|
Term
| Spatiale frequentie hypothese |
|
Definition
Stelt dat de rechter hemisfeer gevoelig is voor een lage spatiale frequentie, die de algemene configuratie geeft van waar elementen zich bevinden. De linker hemisfeer zou dan gevoelig zijn voor een hoge spatiale frequentie, die geeft vooral details, waardoor er minder zicht is op het geheel. |
|
|
Term
|
Definition
| Een experiment dat de nature hypothese ondersteunt. De frequentie van het zuigen aan de fopspeen stijgt bij het aanbieden van verbaal materiaal in het rechter oor en non verbaal materiaal in het linker oor. |
|
|
Term
| visueel halfveld paradigma |
|
Definition
| Techniek voor het in kaart brengen van de taaldominante hemisfeer door te kijken naar de reactiesnelheid bij het aanbieden van een verbale stimulus. |
|
|
Term
|
Definition
| Gebieden in de visuele cortex die nog niet zo gedifferentieerd zijn, maar zich bezighouden met oriëntatie |
|
|
Term
|
Definition
| Gebieden in de visuele cortex die gespecialiseerd zijn in de verwerking van vorm. Het gebied is dus gevoelig voor vormaspecten |
|
|
Term
|
Definition
| Gebieden in de visuele cortex die gespecialiseerd zijn in kleur |
|
|
Term
|
Definition
| gebied in de visuele cortex dat gespecialiseerd is in beweging |
|
|
Term
|
Definition
| Occipito-temporaal, loopt langst de temporale gebieden; houdt zich beizg met objecten, "wat?", perceptie, objectdiscriminatie. |
|
|
Term
|
Definition
| Occipito-pariëtaal, vertrekt bij V1 & V3 en gaat verder naar de occipitale cortex; houdt zich bezig met positie, "waar?", visuomotorische controle (= actiecontrole) |
|
|
Term
|
Definition
| Is een samenvattend begrip voor verschillende verstoringen van het evenwicht en de bewegingscoördinatie. |
|
|
Term
|
Definition
Heeft problemen met het dorsale pas, waardoor hij objecten niet kan manipuleren. Deze persoon herkent het object nog wel, maar kan deze niet grijpen of omdraaien. Onvermogen om een object aan te wijzen. |
|
|
Term
|
Definition
| Wanneer een neuron 2 maal dezelfde stimulus aangeboden krijgt, dan zal de 2de reactie minder sterk zijn dan 1ste |
|
|
Term
|
Definition
<->/>-< Illusie van perceptie bij lijnstukken, waardoor de ene langer lijkt dan de ander, bij het grijpen hebben mensen hier geen last van. |
|
|
Term
|
Definition
| Het fenomeen dat herkenning blijft ondanks de variatie in positie, oriëntatie, grootte en kleur. |
|
|
Term
|
Definition
Een deel van ons visueel veld dat er niet is op de retina is een deel van het netvlies achter in het oog waar de oogzenuw het oog verlaat |
|
|
Term
| IT - inferieur temporale cortex |
|
Definition
| Gebied dat gevoelig is voor complexe vormen onafhankelijk van de oriëntatie, positie en grootte |
|
|
Term
|
Definition
| deel van ruimte waarvoor een neuron gevoelig is. Hoe groter, hoe minder afhaneklijk van postie, grootte en kleur |
|
|
Term
| Figuur-achtergrond segregatie |
|
Definition
| Vlakken met gelijke kleuren behoren vaak tot zelfde object en verschillen van de achtergrond. |
|
|
Term
| Lateral occipital complex (LOC) |
|
Definition
| Gebied dat selectie is voor objecten onafhankelijk van de visuele verschijningsvorm |
|
|
Term
|
Definition
| Fusiforme cortex, gebied dat selectie is voor gezichten |
|
|
Term
| Parahippocampal Place Area (PPA) |
|
Definition
| gebied dat selectief is voor plaatsen, voor de visuele verwerking van ruimtes |
|
|
Term
| Extrastriate Body Area (EBA) |
|
Definition
| deel van de visuele cortex dat selectief is voor lichaamsdelen. |
|
|
Term
|
Definition
| is de medische benaming voor het onvermogen tot het herkennen van bepaalde afbeeldingen en kleuren, gaat vaak gepaard met afwijkingen van het gezichtsveld. Het wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in de linker occipitale kwab, maar kan ook zich aan de contralaterale zijde bevinden. |
|
|
Term
|
Definition
| Aandoening waarbij de patiënten geen beweging kunnen waarnemen, zien de wereld als een aaneenschakeling van moment opnames |
|
|
Term
|
Definition
Is een vorm van een visuele agnosie. Persoon die hieraan lijdt wel verschillende onderdelen van een object of afbeelding waarnemen, maar deze niet integreren tot één visueel beeld. Dit soort problemen doen zich voornamelijk voor bij complexe stimuli. In sommige gevallen kan de herkenning wel nog via de dorsale route: structure form motion, handbeweging |
|
|
Term
|
Definition
Is een vorm van een visuele agnosie. De persoon die hieraan lijdt ziet wel een afbeelding of tekening, maar kan deze persoon niet benoemen wat de afbeelding is en kan deze het ook niet in het geheugen opslaan. Deze persoon kan wel tekeningen maken of natekenen. |
|
|
Term
|
Definition
| Is een specifieke vorm van agnosie. Personen die hieraan lijden hebben problemen bij het herkennen van gezichten, soms zelfs hun eigen gezicht in de spiegel. Hun gezichtsvermogen is intact en ze hebben in principe geen problemen om voorwerpen of vormen te herkennen. |
|
|
Term
| Computationele theorie van Marr |
|
Definition
| Theorie die de stappen/processen van visuele verwerkingen probeert uit te leggen. Volgens dit gaan we van visuele input naar een primaire schets, via een 2 en half-D schets, naar een 3D-schets die verbonden is met de object modellen in het geheugen. |
|
|
Term
|
Definition
| Een diepte cue, die de verschillen van de beelden van het linker en rechter oog gebruikt. |
|
|
Term
|
Definition
| Theorie die stelt dat 1 neuron voldoende is om iets te herkennen. Deze theorie gaat uit van specialisatie, spare coding |
|
|
Term
|
Definition
| Verschillende neuronen coderen smaen voor een object, kijken naar patronen. |
|
|
Term
| Directionele selectiviteit |
|
Definition
| Cellen in de pariëtale cortex die helpen bij het volgen van objecten in beweging |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| is de ruimte rond je lichaam die nog bereikbaar is |
|
|
Term
| extra-persoonlijke ruimte |
|
Definition
| is de ruimte rond je lichaam die buiten je bereik ligt |
|
|
Term
|
Definition
Is de frequentie wanneer een flikkerend licht stimulus wordt gezien als stabiel, continu
Draagt bij aan perceptuele constantie. |
|
|
Term
|
Definition
Je ziet geen afzonderlijke objecten, je ziet enkel snel flikkerende prikkels die zichzelf zo organiseren dat je onverwachts, spontaan maar wel dwingend, een nieuwe Gestalt waarneemt |
|
|
Term
| Rey-Osterrieth complexe figuur |
|
Definition
| Typische test om constructieve vaardigheden na te gaan, waarbij een figuur wordt aangeboden en ppn deze moeten na tekeren. |
|
|
Term
|
Definition
| Onvermogen tot het uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen. |
|
|
Term
|
Definition
| Deze apraxie heeft vooral betrekking op het onvermogen om dingen na te tekenen of om legpuzzels te maken. |
|
|
Term
|
Definition
| cellen die instaan voor ruimtes die gekend zijn, gevoelig voor verschillende zones |
|
|
Term
|
Definition
| complexe neuronen, ze zijn gevoelig voor verschillende zones die in een grid georganiseerd zijn. Helpen mensen bij navigeren. |
|
|
Term
|
Definition
| is het verlies van het vermogen om personen, voorwerpen, geluiden, geur et cetera te herkennen, terwijl de zintuiglijke waarneming grotendeels wel intact is en er geen sprake is van significant geheugenverlies over de betreffende waarneming. |
|
|
Term
|
Definition
Categorieën van objecten herkennen (gebouwen, bruggen, bomen, enz.) maar niet meer de individuele objecten zodat deze geen richting geven aan navigatiegedrag
Onmogelijkheid om nieuwe wegen te vingen op basis van landmarks. Schade aan parahippocampus |
|
|
Term
|
Definition
| delen van het geheugen gekoppeld aan een bepaalde keuze bij navigatie |
|
|
Term
|
Definition
| Onmogelijkheid om eigen vingers te herkennen/lokaliseren van beide handen |
|
|
Term
|
Definition
| Ontkenning van eigen ziekte, zoals verlamming van een ledemaat. |
|
|
Term
|
Definition
| Halfzijdige verwaarlozing, waarschijnlijk gevolg van onmogelijkheid om aandacht te richten op het contralesionale veld |
|
|
Term
|
Definition
De klassieke symptomen van mensen met het syndroom:
links-rechtsdesoriëntatie dyslexie (leesstoornis) dyscalculie (rekenstoornis) dysgrafie (moeite met schrijven) vingeragnosie (moeite met het benoemen van de vingers bij aanraking) Het klassieke patroon van deze symptomen komt zelden voor. Vaak is er sprake van andere benoemingsstoornissen of andere fatische stoornissen, apraxie of alexie. |
|
|
Term
|
Definition
| Mensen die hieraan lijden hebben slechts aandacht voor één object. Andere objecten, ook al bevinden ze zich erg dicht bij elkaar, worden niet gezien. Dit fenomeen wordt ook wel simultaanagnosie genoemd. Verder kunnen deze patiënten hun aandacht niet willekeurig van het ene object naar het nadere verschuiven (ook wel oculaire apraxie genoemd). Met andere woorden, ze hebben hun aandacht niet onder controle. Het syndroom van Bálint bestaat naast simultaanagnosie en oculaire apraxie ook uit optische ataxie. Dit laatste houdt in dat patiënten de objecten die ze zien niet kunnen grijpen, omdraaien, ontwijken, enz |
|
|
Term
| Optische/oculaire apraxie |
|
Definition
Het onvermogen om de blik willekeurig op een bepaald punt (het punt van de interesse) te richten bij een intacte oculomotoriek. Het onvermogen om blik te richten op een nieuwe stimulus |
|
|
Term
|
Definition
| De persoon die hieraan lijdt slechts één (onderdeel van een) object tegelijkertijd zien. Zien letterlijk door de bomen het bos niet meer. |
|
|
Term
|
Definition
Iets plaatsen op een bepaalde as, kwantitatief lokaliseren via dorsale stroom In tegenstelling tot de ventrale stroom die zaken in categorieën onderbrengt. |
|
|
Term
| Parietal Reach Region (PRA) |
|
Definition
| Cellen die responsief zijn ten opzichte van specifieke ruimtelijke gebieden, vooral ten opzichte van het eindpunt van beweging. Hun activatie begint bij planning en stopt bij iniatie. |
|
|
Term
|
Definition
| Non-specifieke fysiologische toestand van de hersenen die optreedt na factoren als fysieke inspanning, psychische inspanning, farmaca, stress of emoties |
|
|
Term
|
Definition
| Volgehouden aandacht, alert blijven gedurende langere periode |
|
|
Term
|
Definition
| Selectie van taak-relevante informatie uit diverse vormen van informatie |
|
|
Term
|
Definition
| Stelt dat er verschillende resource pools zijn die enkel kunnen toegepast worden voor specifieke soorten processen. |
|
|
Term
| RAS - Reticulair Activerend Systeem |
|
Definition
| Het systeem dat instaat voor het reactief maken van de hersenen, waardoor we receptief zijn voor binnenkomende informatie. Gebruikt de neurotransmitter glutamaat. |
|
|
Term
|
Definition
| Staat waarin de persoon geen reactie meer heeft op externe stimuli |
|
|
Term
|
Definition
| Staat waarin autonomie functies nog werken, maar kunnen geen teken van bewustzijn vertonen |
|
|
Term
|
Definition
| Staat waarin persoon wel nog goed kan nadenken, maar hun lichaam niet kunnen aansturen. |
|
|
Term
|
Definition
| aandacht gericht naar wat je kijkt |
|
|
Term
|
Definition
| aandacht gericht op iets weg van waar je naar kijkt |
|
|
Term
|
Definition
| aandacht zelf verplaatsen, top-down |
|
|
Term
|
Definition
| aandahct dat automatisch verplaatst als gevolg van plotse stimulus, bottom-up |
|
|
Term
|
Definition
Zeldzame hersenziekte die wordt gekenmerkt door verhoogde valneiging, gestoorde oogbewegingen, frontale dysfunctie, spraakstoornissen en slikstoornissen. Dit door degeneratie van de basale ganglia en superior colliculus. |
|
|
Term
|
Definition
Hypokinesie is het verminderd voorkomen en vertraagde start van bewegingen. Het minder sterk uitvoeren van bewegingen aan de contralaisionale zijde. |
|
|
Term
|
Definition
| Onvermogen van het gebruiken van ledematen. Beweging wordt gewoonweg niet uitgevoerd. |
|
|
Term
| Model van Corbetta en Shulman (2002) |
|
Definition
Model van aandacht dat stelt dat er 2 netwerken zijn. Een dorsaal fronto-pariëtaal netwerk dat instaat voor top-down, doelgerichte aandacht. En een ventraal fronto temporo pariëtaal netwerk dat instaat voor bottom-up detectie van relevante stimuli en dat kan funcgeren als circuit breker van het dorsaal netwerk. |
|
|
Term
|
Definition
| Vorm van neglect waarbij de hele helft van de omgeving wordt genegeerd. |
|
|
Term
|
Definition
| Een vorm van neglect waarbij een helft van een object wordt genegeerd. |
|
|
Term
| Geheugensystemen van Atkonson en Shiffrin |
|
Definition
Sensorisch systeem bestaande uit iconisch, echoïsch en haptisch geheugen.
Korte termijn geheugen en lange termijn geheugen. |
|
|
Term
| Multi-component model van Baddeley |
|
Definition
| Is een verdere onderverdeling van het korte termijn geheugen in 4 delen. Een central executive die controle heeft over een visuospatiaal schetblad, een episodische buffer en een fonologische loop. |
|
|
Term
|
Definition
| is een stoornis van het geheugen. Afhankelijk van de ernst van de schade, kunnen herinneringen gedeeltelijk of volledig verloren gaan. |
|
|
Term
|
Definition
| is een vorm van geheugenverlies waarbij iemand geen toegang meer heeft tot herinneringen van vóór het moment dat het geheugenverlies begon. Voornamelijk het episodisch, autobiografisch en het declaratief geheugen worden door RA aangetast, terwijl procedureel geheugen doorgaans intact blijft. De hoeveelheid en het soort informatie dat verloren gaat is afhankelijk van de schade aan het brein en kan variëren van erg specifiek tot algemeen. |
|
|
Term
|
Definition
| is een vorm van geheugenverlies waarbij iemand een onvermogen heeft nieuwe herinneringen te vormen vanaf het moment dat het geheugenverlies begint. Hierdoor kan het voorkomen dat iemand geen recente herinneringen meer heeft, terwijl hij of zij zich nog wel dingen herinnert van langer geleden. |
|
|
Term
|
Definition
| is een blijvende geheugenstoornis die voornamelijk veroorzaakt wordt door vitamine B1-tekort, meestal het gevolg van het te weinig gevarieerd eten bij chronisch alcoholmisbruik. Het kenmerkt zich door desoriëntatie, vooral in tijd, stoornissen in met name het kortetermijngeheugen en confabulaties. |
|
|
Term
|
Definition
is een degeneratieve aandoening van de hersenen waarbij de patiënt in de loop van meerdere jaren dementie ontwikkelt. In het begin is vooral de inprenting gestoord, waardoor nieuwe informatie niet meer wordt opgeslagen |
|
|
Term
|
Definition
| Stelt dat bij amnesie recentere herinneringen meer aangetast zullen zijn. Ook bij herstel zullen oudere herinneringen sneller herstellen. |
|
|
Term
|
Definition
| Capaciteit om beperkte hoeveelheid informatie gedurende beperkte tijd bij te houden en te bewerken. |
|
|
Term
|
Definition
| Door repetitie gradueel geleerde perceptuele, motorische of cognitieve operaties die presteren bevorderen. Stereotiepe en onbewuste gedragsrepertoires. |
|
|
Term
|
Definition
| stelt dat de hippocampus geheugensporen bindt die opgeslagen liggen in verschillende neo-corticale gebieden in de initiële fase. |
|
|
Term
|
Definition
| Een afasie dat optreedt wanneer een persoon zijn taalcentrum niet in de verwachte hemisfeer ligt. Dus bvb een afasie bij een rechtshandig persoon met een letsel in zijn rechter hemisfeer. |
|
|
Term
|
Definition
Is een taalstoornis. Komt van a (=niet) en phanai (=spreken). Problemen met het vinden van jusite woorden, begrijpen, lezen, schrijven en gebaren. |
|
|
Term
|
Definition
Ook wel motorische afasie genoemd. de oorzaak hiervan ligt in een beschadiging van het motorische spraakcentrum (Centrum van Broca). Mensen met deze aandoening begrijpen goed wat er gezegd wordt, maar kunnen niet goed grammaticale verbanden uitdrukken en spreken in een telegramstijl zonder lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. bewust van beperking. |
|
|
Term
|
Definition
Ook sensorische afasie of receptieve afasie. Dit komt door een beschadiging van het sensorische spraakcentrum (Centrum van Wernicke). Mensen die hieraan lijden kunnen vloeiend spreken, maar de zinnen hebben meestal geen betekenis. Logorroe, semantische parafrasieën, neologisme, bewust van beperking
Bij ernstige vormen kan ook het lezen of het schrijven gestoord zijn. |
|
|
Term
| transcorticale motorische afasie |
|
Definition
Een vorm van afasie waarbij er sprake is van een verstoorde taalvorming. Spontane taal is erg verstoord, maar de patiënt is in tegenstelling tot afasie van Broca wel in staat voorgezegde zinnen te herhalen. Taalbegrip is ongestoord. Onvermogen tot schrijven. |
|
|
Term
|
Definition
| Het verdraaien van woorden en verwissels van letters of lettergrepen. |
|
|
Term
|
Definition
| een patiënt spreekt in hoog tempo in lange zinnen, soms zonder enige inhoud. |
|
|
Term
|
Definition
| Gebruik van woorden in de verkeerde betekenis. |
|
|
Term
|
Definition
Een nieuw taalelement dat niet aan een andere taal ontleend is. Het verzinnen van nieuwe woorden. Bij de semantische vorm is het doelwoord nog te herkennen, maar bij de fonologische versie niet. |
|
|
Term
| transcorticale sensorische afasie |
|
Definition
is een vorm van afasie waarbij er sprake is van een verstoord taalbegrip. De patiënt gebruikt niet de juisten woord, maar woorden die geassocieerd zijn met hetgeen wat hij wil zeggen (semantische parafrasieën) Wel in staat tot het herhalen van voorgezegde zinnen. |
|
|
Term
| Geleidingsafasie of conductie afasie |
|
Definition
| Is een vorm van afasie, waarbij er sprake is van een stoornis in het nazeggen. Een patiênt begrijpt wel wat er tegen hem gezegd wordt en is ook grotendeels in staat zich uit te drukken. Niet in staat om voorgezegde zinnen te herhalen. Lichte woordvindstoornis, literale parafrasieën. Harop lezen en schrijven zijn beide gestoord. |
|
|
Term
| gemengde of globale afasie |
|
Definition
| is een vorm van afasie met zowel een motorische als een sensorisch component. Zowel het taal- als spraakcentrum is gestoord en geregeld de verbindingen ertussen ook. |
|
|
Term
| Amnetische of verbale afasie |
|
Definition
| Is een vorm van afasie. Taalstoornis waarbij er sprake is van een woord en naamvindstoornis. Begrip en uitdrukken zijn grotendeels in tact. Komt vooral tot uiting indien er gevraagd wordt om een aantal voorwerpen of afgebeelde personen te benoemen. |
|
|
Term
|
Definition
| herhaalde poging een woord in de juiste fonologische vorm te uiten. Door verbetering en herhaling het doelwoord benaderen. |
|
|
Term
|
Definition
| de cliënt onderneemt verschillende pogingen om een woord uit te spreken en geraakt hierbij steeds verder van het doelwoord verwijderd |
|
|
Term
|
Definition
| is het letterlijk herhalen van woorden en zinnen zonder ze volledig te begrijpen |
|
|
Term
|
Definition
Prolinguistisch leerverwerkingsmodel. Bestaat uit een orthografische/visuele analyse, orthografische/visuele inputlexicon, dan ofwel een dorsale of ventrale route |
|
|
Term
|
Definition
| Gebeurt zeer analytisch, waarbij alle klanken die we zien omgezet worden in auditief materiaal |
|
|
Term
|
Definition
| meteen de woorden uit de ventrale route halen. Sneller lezen, waarbij volledige zinnen herkent kunnen worden. |
|
|
Term
|
Definition
| is de medische benaming voor het onvermogen tot (begrijpend) lezen, op voorwaarde dat het gezichtsvermogen intact is. Wordt ook woordblindheid genoemd. |
|
|
Term
|
Definition
| verwijst naar eens toornis ter hoogte van de zituigelijke modaliteit (de visus) en komt meestal voor in kader van een ruimere visuele agnosie |
|
|
Term
|
Definition
| verwijst naar eens toornis van de psycholinguïstische activiteit en splitst zich op in 5 fenotypes: zuivere alexie, zuivere alexie met agrafie, surface dyslaxia, deep dyslexia en fonologische alexie |
|
|
Term
| Zuivere alexie of woordblindheid |
|
Definition
kenmerkt zich door spellend lezen met aanwezigheid van woordlengte-effect. Bij deze vorm van lezen worden letters veelal met de vinger ondersteund. Een zuivere alexie voor letters gaat gepaard met met een stoornis in letterindentificatie. Een zuivere alexie voor woorden kenmerkt zich door een onvermogen om woorden te herkennen en door het produceren van semantische paralexieën |
|
|
Term
| kinesthetische facillitatie |
|
Definition
| Het ondersteunen van lezen van letters met de vinger. |
|
|
Term
| zuivere alexie met agrafie |
|
Definition
Hierbij kan de intensiteit sterk variëren. Woorden worden herkend, maar parafatisch uitgesproken. Bij het lezen van complexe zinnen kunnen begripsproblemen optreden. Deze gestoorde leesvorm gaat gepaard met een totaal verlies van leesstrategie. |
|
|
Term
|
Definition
| Een stoornis van de directe (ventrale) route, waarbij gecompenseerd wordt door het lezen via de fonologische (dorsale) route. Hierdoor kan de schrijfwijze van een onregelmatig woord, dat opgeslagen ligt in het semantisch systeem, moeilijk beoordeeld worden. Dit uit zich in het lezen van rijmwoorden, het verwarrren van homofonen en het lezen van pseudowoorden als bestaande woorden. |
|
|
Term
|
Definition
| Een stoornis in de indirecte (dorsale) route, waarbij gecompenseerd wordt door het lezen via de semantische (ventrale) route. Hierdoor ontstaan moeilijkheden met het lezen van woorden waarvan vooraf geen vorm-betekeniskoppeling gemaakt was, bijvoorbeeld lezen van pseudowoorden, nieuwe namen of grammaticaal geïsoleerde woorden. |
|
|
Term
|
Definition
| verwijst naar een behoud van lexicosemantische representatie, waardoor vertrouwde woorden (zowel regelmatige als onregelmatige woorden) kunnen gelezen worden. Echter is de patiënt niet meer in staat om grafemen rechtstreeks om te zetten, waardoor hij met andere woorden problemen heeft met de grafeem-foneemkoppeling. Niet-bestaande woorden worden daarom vaal als bestaande gelezen. Zelfstandige naamwoorden worden beter gelezen dan werkwoorden, die op hun beurt beter gezen worden dan functiewoorden. |
|
|
Term
|
Definition
is een spraakstoornis die betrekken heeft op de articulatie van de gesproken taal. Hebben moeite met het vormen van woorden, kan zich uiten in een neiging tot stotteren. Aantasting van het perifere zenuwstelsel. |
|
|
Term
|
Definition
| is in de fonologie het ritme, de klemtoon en de intonatie van de stem bij het uitspreken van een zin of zinsdeel. |
|
|
Term
|
Definition
| is een afwijking waarbij de door middel van prosodische eenheden geuite emoties van de spreker minder goed of zelf niet begrijpt. Ook wanneer de spreker zijn emoties niet tot uitdrukking kan brengen. |
|
|
Term
|
Definition
| onvermogen om gekende liederen te zingen of om nieuwe liederen aan te leren. |
|
|
Term
| Dysprosodie/ receptieve aprosodie |
|
Definition
| stoornis in het herkennen van de intonatie en gevoelswaarde. |
|
|
Term
|
Definition
zelfde woord voor vanalles en nog wat gebruiken
"ben mijn dingen vergeten om naar de dingen te gaan" |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
is een schrijfstoornis gekenmerkt door verwijderingen en duplicatie van letters en bewegingen. productie van spatiale schrijffouten, de aanwezigheid van links unilateraal neglect, geen problemen met geblinddoekt schrijven. |
|
|
Term
|
Definition
| Duidelijke gradient van letterfouten bij letters aan de linkerkant die meer dan fouten bij letters recht van een woord. |
|
|
Term
|
Definition
| Hierbij lezen mensen enkel de eerste of laatste helft van een woord en lijken de andere helft te negeren. |
|
|
Term
|
Definition
| sturing van complex en doelgericht gedrag. processen die ons toelaten om doelen te stellen en helpen om die doelen te bereiken. |
|
|
Term
|
Definition
| voortzetten van bestaande toestand. |
|
|