Term
| Hoe werden de eerste slaapmiddelen genoemd en wanneer werden ze ontwikkeld? |
|
Definition
|
|
Term
| Wanneer en door wie werd Lithium ontdekt? |
|
Definition
|
|
Term
| Wanneer en door wie werd het eerste antipsychoticum chloorbromazine gesynthetiseerd? |
|
Definition
| Door Charpentier in 1950. |
|
|
Term
| Door wie en wanneer werd haloperidol ontdekt? |
|
Definition
| In 1958 door Paul Janssen. |
|
|
Term
| Wie ontdekte de eerste tricyclische antidepressivum Imipramine en wanneer? |
|
Definition
| In 1957 door Thomas Kuhn. |
|
|
Term
| Wanneer spreken we van farmacokinetiek? |
|
Definition
| Als we kijken wat het lichaam doet met het geneesmiddel. |
|
|
Term
| 4 belangrijkste farmacokinetische processen. |
|
Definition
- absorptie - verdeling - metabolisme - uitscheiding |
|
|
Term
| Hoe bepaalt de eiwitverbinding de werkzaamheid van geneesmiddelen? |
|
Definition
| Geneesmiddelen die sterk aan bloedeiwitten zijn gebonden, verlaten moeilijker de bloedbaan en bereiken daardoor ook moeilijker de hersenen. |
|
|
Term
| Wanneer spreken we van farmacodynamiek? |
|
Definition
| Als we kijken naar de effecten van een bepaald geneesmiddel op het lichaam. |
|
|
Term
| Wat houdt een smalle therapeutische index in? |
|
Definition
| Dat de effectieve concentratie van het middel in het bloed, dichtbij de toxische bloedspiegel ligt. |
|
|
Term
| Noem 6 categorieën psychofarmaca. |
|
Definition
- antipsychotica/neuroleptica - antidepressiva - stemmingsstabilisatoren - anxiolytica - hypnotica - stimulantia |
|
|
Term
| Wat is de werking van neuroleptica/antipsychotica? |
|
Definition
| Onrustige en angstige patiënten worden gesedeerd en geremde patiënten worden juist actiever. Gevoel van distantie t.o.v. de eigen beleving , een lichte depersonalisatie of emotionele vervlakking. |
|
|
Term
| Noem de 2 groepen antipsychotica, |
|
Definition
- Typische antipsychotica - Atypische antipsychotica |
|
|
Term
| Wat is het verschil in bijwerkingen in de 2 groepen antipsychotica? |
|
Definition
| Bij atypische antipsychotica is er minder sprake van bewegingsstoornissen als bijwerking. |
|
|
Term
| Wat doen antipsychotica in de hersenen? |
|
Definition
| Ze blokkeren bij psychose D2-dopaminereceptoren in de hersenen. |
|
|
Term
| Noem de 5 belangrijkste indicaties van antipsychotica. |
|
Definition
- ernstige waarnemingsstoornissen in denken en waarneming; - toestanden van grote onrust bij organische syndromen zoals dementie of delier; - bipolaire stoornis; - als toevoeging bij andere medicatie bij OCD; - overige meer zeldzame aandoeningen zoals Gilles de la Tourette en de ziekte van Huntington. |
|
|
Term
| Antipsychotica: tot welke symptomen (3) leiden stoornissen in het extrapiramidale systeem en wat gebeurt er dan in het extrapiramidale systeem? |
|
Definition
Er treedt een dopaminetekort op in bepaalde hersengebieden.
- tremoren - stijfheid - bewegingsarmoede Paparkinsonisme) |
|
|
Term
| Noem de 4 belangrijkste extrapiramidale bijwerkingen van antipsychotica. |
|
Definition
- acute dystonieën (spierkrampen) - parkinsonisme (voorovergebogen houding, tremor, bewegingsarmoede, lopen met kleine pasjes, starre gelaatsuitdrukking) - akathisie (bewegingsdrang) - tardieve dyskinesieën (laat optredende bewegingsstoornissen, vaak irreversibel) |
|
|
Term
| Op welke 3 andere, dan dopamine, neurotransmitters kunnen antipsychotica werken? |
|
Definition
| Serotonine, acetylcholine, histamine. |
|
|
Term
| Waarom hebben de modernere atypische antipsychotica minder bijwerkingen? |
|
Definition
| De effecten op acetylcholine en serotonine doen het effect op EPS teniet. |
|
|
Term
| Welke bijwerkingen hebben de atypische antipsychotica? |
|
Definition
| Metabool syndroom: ontregeling van het glucose- en vetmetabolisme -> gewichtstoename, DM type 2, hart- en vaatziekten. |
|
|
Term
Geef aan welke effecten er ontstaan bij: - blokkade van de histaminereceptoren: 2 - blokkade van de acetylcholinereceptoren: 2 - blokkade van de noradrenerge receptoren: 2 |
|
Definition
- sufheid en gewichtstoename - droge mond en moeite met scherpstellen van de ogen - orthostatische hypotensie en slaperigheid. |
|
|
Term
| Wat is het maligne neurolepticumsyndroom? |
|
Definition
| Levensbedreigende bijwerking van antipsychotica: stijfheid, koorts, leverfunctiestoornissen en ontregeling hartfunctie, centrale temperstuur en bloeddruk. |
|
|
Term
| Bij welke beelden werken antidepressiva (4)? |
|
Definition
| Depressieve stoornissen, angststoornissen, OCD en eetstoornissen. |
|
|
Term
| Noem de 3 soorten antidepressiva. |
|
Definition
- tricyclische antidepressiva - selectieve serotonineheropnameremmers - monoamineoxidaseremmers |
|
|
Term
| Op welke 2 manieren oefenen antidepressiva hun werking uit? |
|
Definition
- verbeteren de neurotransmissie, bijv. doordat ze heropname van serotonine in het neuronuiteinde remmen - ze prikkelen rechtstreeks de receptor, het aantal receptoren en hun gevoeligheid neemt af |
|
|
Term
|
Definition
| Door de verhoogde concentratie van de neurotransmitter bij de receptoren neemt het aantal receptoren en hun gevoeligheid af. Dit proces vindt in enkele weken plaats. Dit mechanisme zorgt ervoor dat er geen overstimulatie ontstaat. Resluteert uiteindelijk in een verandering/normalisering van het evenwicht. Hierdoor is effect pas na een paar weken merkbaar en zijn er in de eerste weken veel bijwerkingen. |
|
|
Term
| Bij hoeveel % van de patiënten zijn antidepressiva effectief? |
|
Definition
|
|
Term
| Welke bijwerkingen van antidepressiva treden m.n. in de eerste weken op? |
|
Definition
| Gejaagdheid en onrust, doordat patiënt actiever wordt terwijl stemming nog niet is verbeterd. Kan gepaard gaan met induceren of toename van doodsgedachten en suïcidaliteit. |
|
|
Term
| Noem 6 serotonerge bijwerkingen van antidepressiva. |
|
Definition
| Maag- en darmklachten, misselijkheid, gejaagdheid (beginfase), hoofdpijn, onrustiger slapen en seksuele-functiestoornissen. |
|
|
Term
| Noem 7 anticholinerge bijwerkingen van antidepressiva. |
|
Definition
| Droge mond, wazig zien, versnelde hartslag, overmatig zweten, obstipatie, problemen bij het plassen en vergroting van de prostaat. |
|
|
Term
| Noem 3 noradrenerge bijwerkingen van antidepressiva. |
|
Definition
| potentiestoornissen, verlaagde bloeddruk en orthostatische hypotensie. |
|
|
Term
| Noem 2 histaminerge bijwerkingen van antidepressiva. |
|
Definition
| Sufheid en gewichtstoename. |
|
|
Term
| Noem 3 klachten bij plotselings staken van de antidepressiva. |
|
Definition
| Slaapklachten, agitatie en angst. |
|
|
Term
| Bij welke 3 soorten stoornissen, naast bipolariteit, worden stemmingsstabilisatoren ook wel toegepast? |
|
Definition
| Schizoaffectieve stoornis en bps. Lithium als additiebehandeling bij een antidepressivum bij therapieresistente depressieve stoornis. |
|
|
Term
| Noem 12 bijwerkingen van Lithium. |
|
Definition
- dorst, veel drinken, veel plassen - maag- darmklachten met misselijkheid en diarree (verdwijnen meestal na enige tijd) - droge mond - metaalsmaak - trillen - moeheid - gewichtstoename - acné - psoriasis - schildklierstoornissen - geleidingsstoornissen van het hart |
|
|
Term
| Hoe kan een lithium intoxicatie ontstaan? |
|
Definition
| Overdosering, overmatig vochtverlies, diarree of onvoldoende vochtinname. |
|
|
Term
| Hoe werken benzodiazepinen in de hersenen? |
|
Definition
| Binden zich aan bezodiazepinereceptoren. Door deze binding wordt de activiteit van GABA versterkt. |
|
|
Term
| Wat doet GABA en waar komt het voor? |
|
Definition
| Remmende werking. Hersenschors en centrale ruggenmerg. |
|
|
Term
| Wat doet methylfenidaat in de hersenen? |
|
Definition
| Versterkt de rem- en de filterfunctie via de dopaminerge neuronen in de hersenen. |
|
|
Term
| Bij hoeveel % van de kinderen en volwassenen leidt methylfenidaat tot vermindering van de overactiviteit en verbetering van de aandacht en concentratie? |
|
Definition
|
|
Term
| Noem 8 bijwerkingen van amfetamines. |
|
Definition
- vermindering eetlust en gewichtsdaling - (in)slaapproblemen - trillen - hoofdpijn - droge mond - toename van al bestaande angst- en somberheidsklachten - groeiremming |
|
|
Term
| Wat is een reboundeffect? |
|
Definition
| Aan het eind van de middag of bij stoppen komen de symptomen in versterkte mate terug. |
|
|
Term
| Wat is het doel van slaap- waaktherapieën? |
|
Definition
| Herstel teweeg brengen in het slaap-waakmechanisme en anderzijds de opbouw van de slaap weer normaliseren. |
|
|
Term
| Hoe zijn de effecten van slaapdeprivatie? |
|
Definition
| Spectaculair, maar houden kortstondig aan. Mensen kunnen soms manisch of hypomaan worden. Moet ongeveer 2-3 nachten duren voor effectiviteit. |
|
|
Term
| Noem 2 atypische kenmerken van een winterdepressie. |
|
Definition
| Toegenomen slaapbehoefte en eetlust. M.n. voorkeur voor koolhydraatrijk voedsel. |
|
|
Term
| Bij hoeveel procent van de patiënten met winterdepressie is lichttherapie effectief? |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Het bewerkstelligt een verhoogde afgifte van verschillende neurotransmitters en een toename van contacten tussen verschillende zenuwcellen. |
|
|
Term
| Noem 5 indicatie voor ECT. |
|
Definition
- ernstige depressieve stoornis, m.n. gepaard gaande met psychose - therapieresistente depressieve stoornissen - catatone toestandsbeelden - therapieresistente manie - therapieresistente delier |
|
|
Term
| Bij hoeveel % van de patiënten werkt ECT goed? |
|
Definition
|
|
Term
| Noem bijwerkingen van ECT. |
|
Definition
- hoofdpijn - desoriëntatie - moeite met herinneren recente gebeurtenissen - doorschieten in de manie |
|
|
Term
| Noem 2 indicaties voor rTMS. |
|
Definition
- therapieresistente depressieve stoornissen - hallucinaties |
|
|
Term
| Wat wordt er gedaan bij doorsnijding? |
|
Definition
| Er wordt een laesie aangebracht in de verbinding tussen de frontale gebieden en de basale ganglia. Van deze connecties is bekend dat zij overactief zijn bij OCD. |
|
|
Term
| Bij hoeveel % van de patiënten heeft doorsnijding effect? |
|
Definition
| 70%, patiënten reageren tevens beter op gedragstherapie. |
|
|
Term
| Wat wordt gedaan bij DBS? |
|
Definition
| Er wordt diep in de hersenen een elektrode aangebracht, verbonden via een draad met een elders onder de huid van het lichaam aangebrachte stimulator. Hierdoor wordt een functionele uitschakeling van het desbetreffende neuronale netwerk aangebracht. Voordeel is dat dit reversibel is i.t.t. doorsnijding. |
|
|