Term
| Wat verstaan we onder leren? |
|
Definition
| Het verwerven van nieuw gedrag, nieuwe kennis en nieuwe inzichten op grond van ervaring. |
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van klassieke conditionering? |
|
Definition
| Als een gevoelsreactie die door een bepaalde gebeurtenis wordt opgeroepen en gekoppeld wordt aan een andere gebeurtenis die daarvoor nog geen gevoelsreactie opriep. |
|
|
Term
| Wat is een ongeconditioneerde stimulus? |
|
Definition
| Een situatie die een automatische reactie oproept. |
|
|
Term
| Hoe word een automatische reactie op een situatie genoemd? |
|
Definition
| ongeconditioneerde respons |
|
|
Term
| Wat is een geconditioneerde stimulus? |
|
Definition
| Als een ongeconditioneerde stimulus aan een andere situatie wordt gekoppeld. |
|
|
Term
| Hoe noemt men een aangeleerde reactie? |
|
Definition
| geconditioneerde respons. |
|
|
Term
| Welke condities bevorderen het leren door klassieke conditionering? |
|
Definition
1. Contingentie: de mate waarin het optreden van de ongeconditioneerde stimulus samenhangt met het optreden van de geconditioneerde stimulus.
2. Tijdsduur: de tijd tussen de OS en de CS.
|
|
|
Term
| Hoe heet een automatische negatieve reactie op voedsel? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is stimulusgeneralisatie? |
|
Definition
| Een verschijnsel die optreedt als de OS die nogal lijkt op een CS. Hierdoor wordt dezelfde reactie ontlokt. |
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van stimulusdiscriminatie? |
|
Definition
| Wanneer een persoon onderscheidt kan maken tussen stimuli. |
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van uitdoving? |
|
Definition
| Wanneer de aangeleerde geconditioneerde respons verdwijnt. Dit vindt plaats als meerdere malen blijkt dat de geconditioneerde stimulus niet meer wordt gevolgt door de ongeconditioneerde stimulus. |
|
|
Term
| Wat is vermijdingsgedrag? |
|
Definition
| Wanneer een persoon met opzet een situatie ontwijkt. Waardoor er geen stimulusdiscriminatie optreedt en ook geen uitdoving. |
|
|
Term
| Hoe wordt klassieke conditionering ook wel genoemd? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat wordt er bedoelt met de wet van het effect? |
|
Definition
| Gedrag dat geen bevredigende resultaten oplevert zal eerder herhaald worden dan gedrag dat geen bevredigende resultaten oplevert. |
|
|
Term
| Wat wordt er bedoelt gissen-en-missen (trail-and-error) leren? |
|
Definition
| De stimulus word aangeboden door per ongeluk gedrag. |
|
|
Term
| Welke 2 soorten bekrachtiging wordt er beschreven en wat houden ze in? |
|
Definition
1. Positieve bekrachtiging: een fijne consequentie die het gedrag versterkt.
2. Negatieve bekrachtiging: een vervelende consequentie die er voor zorgt dat het gedrag die een wegnemen van een ongewenste situatie versterkt. |
|
|
Term
| De snelheid van het leerproces wordt bepaald door verschillende situatie: |
|
Definition
1. Contingentie: de mate waarin een bepaald gedrag altijd gevolgd wordt door een positief effect.
2. Tijdsduur: hoe minder tijd er zit tussen het juiste gedrag en de gewenste opbrengst, hoe sneller het leerproces plaatsvindt. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen continue bekrachtiging en partiele bekrachtiging? |
|
Definition
Continue bekrachtiging is wanneer een bepaalde respons altijd gevolgd wordt door een positief effect. Partiele bekrachtiging: wanneer een bepaald respons soms wordt gevolgd wordt door een positief effect. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen primaire en secundaire bekrachtiging? |
|
Definition
Primaire bekrachtiging: Bekrachters die voor een onmiddelijke bevrediging zorgen.
Secundaire bekrachtiging: Wanneer resultaten gekoppeld kunnen worden met bekrachtigers. Zoals geld.
|
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van uitdoving? |
|
Definition
| Als de koppeling tussen gedrag en gewenste opbrengst verdwijnt. |
|
|
Term
| Hoe wordt operante conditionering ook wel genoemd? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat wordt er bedoelt met straf? |
|
Definition
| Straf is een effect dat gedrag wat eraan vooraf is gegaan verzwakt. |
|
|
Term
| Welke kenmerken van straffen vergroten of verkleinen de kans dat het ongewenste gedrag verdwijnt? |
|
Definition
1. Tijdsduur: straffen heeft meer effect als de straf korte tijd na het ongewenste gedrag plaatsvindt.
2. Contingentie: straffen heeft meer effect als er consequent na elk ongewenst gedrag een straf volgt.
3. Hoogte van de straf: straf heeft meer effect naarmate de straf strenger is en daarmee vervelender overkomt. |
|
|
Term
| Wat zijn de negatieve gevolgen van straf? |
|
Definition
| Het kan gevolgen hebben voor de relatie tussen de straffer en de gestrafte. |
|
|
Term
| Welke 2 beperkingen zitten er aan operante conditionering? |
|
Definition
1. Het gedrag moet wel vertoont kunnen worden. (gedragsmogelijkheden)
2. De motivatie om iets te willen bereiken speelt een cruciale rol. |
|
|
Term
| Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om te leren door operante conditionering? |
|
Definition
- gedrag moet vertoond kunnen worden.
- moet sprake zijn van de motivatie om iets te bereiken.
- het gedrag moet bekrachtigd worden en de bekrachtiging moet binnen redelijke tijd na het gedrag plaatsvinden.
- de combinatie gedrag-bekrachtiging moet meerdere malen optreden. |
|
|
Term
| Wat is leren door observeren? |
|
Definition
| De waarneming en imitatie van gedrag van anderen. |
|
|
Term
| Welke 4 processen spelen er een rol bij het leren door observeren volgens Bandura? |
|
Definition
1. Aandacht voor het gedrag van anderen. Deze kan opgeeist worden door zaken als nieuwigheid en opvallendheid.
2. Geobserveerde gedrag moet onthouden worden.
3. Iemand moet voldoende vaardigheden hebben om het waargenomen gedrag te vertonen.
4. motivatie om het waargenomen gedrag te imiteren. |
|
|
Term
| Wat zijn de motieven om te imiteren? |
|
Definition
Het gedrag is aantrekkelijk of positieve opbrengsten die daar mee verkregen worden.
Intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie.
|
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie? |
|
Definition
Intrinsieke motivatie: Als het gedrag aantrekkelijk is voor de persoon zelf.
Extrinsieke motivatie: Als bij het imiteren te doen is om de positieve gevolgen van het gedrag. |
|
|
Term
| Welke aspecten heeft een waarneming? |
|
Definition
Informatieve aspect: door observatie wordt de relatie waargenomen tussen gedrag en uitkomsten bij iemand anders.
Motiverend aspect: het gedrag van de waargenomen persoon wordt gevolgd door aantrekkelijke gevolgen. |
|
|
Term
| Welke kenmerken heeft het leren door observeren? |
|
Definition
1. door imiteren wordt nieuw gedrag vertoond, wat voorheen nog niet in het gedragrepertoire van het kind aanwezig was.
2. de gevolgen van gedrag van anderen word waargenomen en in het geheugen opgeslagen.
3. Positieve gevolgen van gedrag kunnen motiveren tot het imiteren van dit gedrag.
4. observatie van emoties bij andere mensen kan dezelfde situatie in het vervolg ook die emotie oproepen.
5. Door observatie wordt geleerd hoe er met allerhande situaties doelgericht kan worden omgegaan. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen omgevingsdeterminisme en reciprook determinisme? |
|
Definition
Omgevingsdeterminisme: Bij operante conditionering is de omgeving die bepaalt welk gedrag in het repertoire wordt opgenomen.
Reciprook determinisme: De omgeving doet iets voor, maar de persoon bepaalt welk gedrag wordt geleerd. |
|
|
Term
| Welke 3 gebieden van leren door oefenen, inzicht en door instructie te onderscheiden? |
|
Definition
1. Psychomotorisch leren: is gericht op een goede beheersing van motoriek.
2. Sociaal-affectief leren: is gericht op de ontwikkeling van het gevoelsleven en van de opvattingen en houdingen ten aanzien van de omringende wereld.
3. Cognitief leren: is gericht op het verkrijgen van kennis en inzichten die noodzakelijk zijn om doelgericht met de omringende wereld te kunnen. |
|
|
Term
| Hoe helpt het geheugen bij het leren? |
|
Definition
| De observatie wordt opgeslagen in het geheugen en kan later herinnert worden. |
|
|
Term
| Welke 2 kenmerken heeft het kortetermijngeheugen? |
|
Definition
1. Beperkte capaciteit: door de beperkte opname zijn we gedwongen om te selecteren.
2. Beperkte tijd: het vasthouden van informatie in het kortetermijngeheugen duurt niet zo lang. |
|
|
Term
| Wat is volgens de attenuatietheorie van Treisman(1960)? |
|
Definition
| Geen volledige blokkering van niet-relevante stimuli, maar een verzwakking. |
|
|
Term
| Uit welke 2 handelingen maakt Schneider en Shiffrin onderscheid? |
|
Definition
1. Automatische handelingen die snel, zonder bewuste aandacht en op een manier die moeilijk te onderbreken valt.
2. Gecontroleerde handelingen die veel bewuste aandacht en mentale inspanning en ze verlopen relatief traag. |
|
|
Term
| Welke 3 manieren kan de informatie van het werkgeheugen in het langetermijngeheugen opgeslagen? |
|
Definition
1. verbale code: de opgeslagen informatie bestaat dan uit symbolen.
2. Sensorische code: opgeslagen informatie bestaat dan uit visuele beelden, geluiden, geuren en andere gevoelindrukken.
3. Motorische code: opgeslagen informatie bestaat dan uit bewegingen. |
|
|
Term
| Hoe kan kennis makkelijker opgeslagen worden in het langetermijngeheugen? |
|
Definition
1. Organisatie of samenhangen tussen feiten aanbrengen.
2. Door tweevoudige codering.
3. Door herhaling van de stof.
4. De interesse voor stof die geleerd moet worden. |
|
|
Term
| Welke 2 kenmerken heeft de opslag in het geheugen? |
|
Definition
1. Inhoudsgebaseerd: in het geheugen zitten samenhangende eenheden.
2. Gedistibueerd: samenhangende kennis is over meerdere neuronen en plekken verdeeld. |
|
|
Term
| Wat gebeurt er bij het fenomeen valse herinneringen? |
|
Definition
| Door afwijkende schema's is het mogelijk dat we feiten die niet passen over het hoofd zien en dat we en passant denken dat we bepaalde dingen hebben gezien die wel passen, maar die niet hebben plaats gevonden. |
|
|
Term
| Welke 3 invalshoeken verklaren leerprocessen en het geheugen en wat verklaren ze? |
|
Definition
1. Biologische verklaring: leerprocessen verlopen trager en het opslaan en herinneren van gebeurtenissen en kennis kan verminderen, door een vermindering van het functioneren van hersengedeelte.
2. Omgevingsverklaring: kinderen die zich in een omgeving bevinden die rijk aan impulsen is, zullen sneller en meer leren dan in een saaie omgeving.
3. psychologische verklaring: het ene kind is leergieriger en energieker dan het andere kind. |
|
|
Term
| Wat is er aan de hand bij mensen met een anterograde amnesie? |
|
Definition
| Dan wordt de opslag van ervaringen na de beschadiging belemmerd. |
|
|