Term
| Waar gaan psychofarmacologische interventies altijd mee samen? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Psycho-educatie 2. Interpersoonlijke therapie |
|
|
Term
|
Definition
| Psychotrope stoffen die psychische functies beïnvloeden door veranderingen in de fysiologische processen in de hersenen. |
|
|
Term
| Wat zijn psychotrope stoffen? |
|
Definition
| Stoffen die tot doel hebben het denken, voelen en handelen te beïnvloeden. |
|
|
Term
| Welke biologische therapieën werden er in de eerste helft van de 20e eeuw geïntroduceerd? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Elektroconvulsieve therapie 2. Insuline-comatherapie 3. Psychochirurgie |
|
|
Term
|
Definition
| Het eerste kalmeermiddel (1832). |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Kuhn, effectief tegen depressie, maar niet tegen manie, het eerst tricyclische antidepressivum. |
|
|
Term
| Hoe kunnen middelen tegen tuberculose helpen bij psychische problemen? |
|
Definition
| Werkt bevorderend voor de stemming, hieruit groeide de eerste mono-amine-oxidase remmers. |
|
|
Term
|
Definition
| Roche, angstreducerende stof. |
|
|
Term
|
Definition
| Wat het lichaam doet met het geneesmiddel. |
|
|
Term
|
Definition
| Wat het geneesmiddel met het lichaam doet. |
|
|
Term
| Wat zijn de processen van farmacokinetiek? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Absorptie 2. Verdeling over het lichaam 3. Metabolisme 4. Uitscheiding |
|
|
Term
|
Definition
| Vetoplosbaarheid, zuurstofbestedigheid en gemak waarmee de bloedhersenbarriere doorgebroken kan worden. |
|
|
Term
| Wat houdt de verdeling over het lichaam in? |
|
Definition
| Vrij opgelost of gebonden aan eiwitten. |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
| Waar vindt uitscheiding plaats? |
|
Definition
| Via urine, darmen, zweet, speeksel en moedermelk. |
|
|
Term
| Maakt zuurstofbestedigheid de afbraak makkelijker of moeilijker? |
|
Definition
|
|
Term
| Geneesmiddelen die aan eiwitten gebonden zijn kunnen die makkelijk of moeilijk de bloedbaan verlaten? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is het belangrijkste afbraak enzym in de lever? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is de halfwaardetijd? |
|
Definition
| de tijd die het lichaam nodig heeft om de stof tot de helft terug te brengen in de concentratie. |
|
|
Term
| Hoe werken veel psychofarmaca? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Binding met bepaalde receptoren 2. blokkeringen van bepaalde receptoren. |
|
|
Term
| Wat is de dosis respons curve? |
|
Definition
| Grafische weergave van de relatie tussen de hoeveelheid van de stof en het effect. |
|
|
Term
| Wat is de therapeutische index? |
|
Definition
| Verhouding tussen mediane toxische dosis en mediane effect dosis. |
|
|
Term
| Wat is de mediane toxische dosis? |
|
Definition
| Waarbij 50% van de patiënten duidelijke toxische hinder ondervindt. |
|
|
Term
| Wat is de mediane effectieve dosis? |
|
Definition
| Waarbij 50% van de patiënten duidelijk effect ondervindt. |
|
|
Term
| Wat betekent een smalle therapeutische index? |
|
Definition
| Dan liggen werkende dosis en toxische dosis dicht bij elkaar. |
|
|
Term
| Wat zijn de klinische principes bij het voorschrijven van psychofarmaca? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Kennis van de werking, bijwerkingen en toepassing 2. Realisitsche voorlichting 3. Beoordelen waar het invloed op kan hebben 4. Kennis van psychiatrische stoornissen in combinatie met klinisch middelengebruik 5. Zie het als een complementaire behandeling 6. Kennis van huidige lichamelijke gezondheid van de clïent |
|
|
Term
| Welke soorten psychofarmaca zijn er? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Antipsychotica 2. Antidepressiva 3. Stemmingsstabilisatoren 4. Anxiolytica 5. Hyponotica 6. Stimulantia |
|
|
Term
| Wat zijn de kenmerken van antipsychotica? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Kalmerende en onverschilligmakende werking 2. Normaliseren (onrustige mensen gesedeerd, geremde mensen worden actiever) 3. Gevoel van distantie 4. Lichte depersonalisatie 5. Veel verschillende soorten met elk een eigen chemische structuur |
|
|
Term
| Wat was de vroegere indeling van antipsychotica? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Fenotiazines 2. Thioxanteen-derivaten 3. Butirofenonen 4. Restgroep |
|
|
Term
| Wat is de huidige indeling van antipsychotica? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Oude klassieke antipsychotica 2. Moderne atypische antipsychotica |
|
|
Term
| Wat is oude klassieke antipsychotica? |
|
Definition
| Indeling op basis van chemische structuur. |
|
|
Term
| Wat is moderne atypische antipsychotica? |
|
Definition
| Niet ingedeeld op basis van chemische structuur. |
|
|
Term
| Wat zijn bijwerkingen van de oude klassieke antipsychotica? |
|
Definition
| Extrapiramidale bewegingsstoornissen. |
|
|
Term
| Wat zijn de bijwerkingen van moderne atypische antipsychotica? |
|
Definition
| Minder bewegingsstoornissen, gewichtstoename en glucose intolerantie. |
|
|
Term
| Welke factoren bepalen de keuze voor een specifiek antipsychoticum? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Werkingsmechanisme 2. Bijwerkingen 3. Effecten bij een eerdere behandeling |
|
|
Term
| Wat is de belangrijkste werking van antipsychotica? |
|
Definition
| Belangrijkste werking van antipsychotica is de blokkade van dopaminereceptoren. |
|
|
Term
| Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van anti-psychotica? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Acute dystonieën 2. Parkinsonisme 3. Akathisie 4. Tardieve dyskinesieën |
|
|
Term
| Wat zijn acute dystonieën? |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Voorovergebogen houding, tremor, bewegingsarmoede. |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn tardieve dyskinesieën? |
|
Definition
| Onwillekeurige bewegingen in de spieren rond het hoofd-hals gebied. |
|
|
Term
| Wat is een zeer zeldzame maar gevaarlijke bijwerking van antipsychotica? |
|
Definition
| Neuroleptisch maligne syndroom. |
|
|
Term
| Wat zijn de verschijnselen van het neuroleptische maligne syndroom? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Koorts 2. Stijfheid 3. Leverfunctiestoornsisen 4. Ontregeling van de hartfunctie 5. Centrale temperatuur 6. Bloeddruk |
|
|
Term
| Kan antipsychotica leiden tot gewenning? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is een speciale manier hoe antipsychotica ingenomen kan worden? |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Geneesmiddel in een olieachtige of waterige substantie oplossen en wordt ingespoten in een spierbundel. |
|
|
Term
| Waarbij wordt antidepressiva gebruikt? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Depressie 2. Angstsstoornissen 3. Obsessief-compulsieve stoornissen 4. Eetstoornissen |
|
|
Term
| Op basis waarvan kan antidepressiva ingedeeld worden? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Werkinsmechanisme 2. Bijwerkingen 3. Interacties 4. Eventuele ervaringen |
|
|
Term
| Hoe kan antidepressiva ingedeeld wordenop grond van de neurotransmittersystemen waar zij werkzaam zijn? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Noradrenerge stoffen 2. Serotonerge stoffen |
|
|
Term
| Hoe hebben noradrenerge stoffen effect? |
|
Definition
| Effect via noradrenalinereceptor. |
|
|
Term
| Hoe hebben serotonerge stoffen effect? |
|
Definition
| Effect via serotoninereceptor (veilig bij suïcidale neigingen). |
|
|
Term
| Wat zijn de functies van antidepressiva? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Antidepressief 2. Angst dempend 3. Verminderen agressie 4. Verhinderen suicidaliteit |
|
|
Term
| Hoe is de indeling van antidepressiva op grond van historiek? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Tricyclische antidepressiva (TCA’s) 2. Antidepressiva van de tweede generatie 3. Antidepressiva van de derde generatie 4. Moderne antidepressiva 5. Monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers) |
|
|
Term
| Waar bestaan tricyclische antidepressiva (TCA’s) uit qua structuur? |
|
Definition
| Structuur bestaat uit drie gekoppelde ringen. |
|
|
Term
| Waar zijn antidepressiva van de tweede generatie op gebaseerd? |
|
Definition
| Stoffen gebasseerd op tricyclische antidepressiva. |
|
|
Term
| Wat zijn antidepressiva van de derde generatie? |
|
Definition
| Serotonine heropname remmers (SSRI’s). |
|
|
Term
| Wat doen moderne antidepressiva? |
|
Definition
| Remmen zowel de heropname van serotonine als noradrenaline. |
|
|
Term
| Welke soorten monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers) zijn er? |
|
Definition
| Klassieke en selectieve vorm. |
|
|
Term
| Waarom moet er een strikt dieët worden gehouden bij het gebruik van MAO's? |
|
Definition
| Omdat tyramine niet meer afgebroken kan worden. |
|
|
Term
| Hoe oefent antidepressiva zijnwerking uit? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Verbeteren neurotransmissie leid tot meer serotonine in de synaptische spleet 2. Prikkelen rechtstreeks de receptor hierdoor neemt de gevoeligheid af |
|
|
Term
| Werkt antidepressiva ook bij mensen zonder depressie? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de indicaties voor het gebruik van antidepressiva? |
|
Definition
| 1. Depressie 2. Agressie 3. PTSS 4. Angststoornissen 5. Slaapstoornissen 6. Pijnstoornissen 7. Eetstoornissen 8. Suicidaliteit 9. Reactieve depressie |
|
|
Term
| Bij hoeveel procent van de depressieve mensen is antidepressiva werkzaam? |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Klachteniveau is zo laag dat er geen sprake meer is van een depressieve episode. |
|
|
Term
| Waarvan is de kans dat een depressieve episode terugkeert afhankelijk? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Leeftijd waarop de depressie terugkeert 2. Hoeveelheid doorgemaakte depressieve episoden 3. Familiaire belasting |
|
|
Term
| Hoe groot is de kans op een nieuwe depressie na 2, 3 en meer dan 3 episoden? |
|
Definition
| Kans op een nieuwe depressie is na 2 episoden 50%, na 3 episoden 70% en na meer dan 3 episoden 90%. |
|
|
Term
| Wat zijn de serotonerge bijwerkingen? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Maagdarm klachten 2. Misselijkheid 3. Gejaagdheid |
|
|
Term
| Wat zijn de anticholinerge bijwerkingen? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Droge mond 2. Wazig zien 3. Versnelde hartslag 4. Zweten 5. Obstipatie 6. Problemen met plassen (bij mannen) |
|
|
Term
| Wat zijn de noradrenerge bijwerkingen? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Potentiestoornissen 2. Verlaagde bloeddruk |
|
|
Term
| Wat zijn de histaminerge bijwerkingen? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Sufheid 2. Gewichtstoename |
|
|
Term
| Wat zijn stemmingsstabilisatoren? |
|
Definition
| Stoffen die de stemming stabiliseren. |
|
|
Term
| Welke soorten stemmingsstabilisatoren zijn er? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Lithium 2. Natriumvalproaat 3. Carbamazepine 4. Lamotrigine |
|
|
Term
| Hoe werkt een stemmingsstabilisator? |
|
Definition
| Een stemmingstabilisator werkt via de ionkanalen van de celmembraan van de zenuwen. |
|
|
Term
| Wat is lithium voor een stof en hoe wordt het uitgescheiden? |
|
Definition
| Lithium is een zout en wordt daardoor uitgescheiden door de nieren. |
|
|
Term
| Hoe worden andere stemmingsstabilatoren (anders dan lithium) uitgescheiden? |
|
Definition
| Andere stemmingsstabilisatoren dan lithium worden uitgescheiden door de lever. |
|
|
Term
| Wat is de belangrijkste indiactie voor een stemmingsstabilisator? |
|
Definition
| De bipolaire stoornis, zowel als behandeling van het depressieve en manische als ter onderhoudsbehandeling. |
|
|
Term
| Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen van stemmingsstabilisatoren? (11 punten) |
|
Definition
| 1. Dorst 2. Veel plassen 3. Maag darm klachten 4. Droge mond 5. Metaalsmaak 6. Trillen 7. Moe 8. Acne 9. Psoriasis 10. Schildklierstoornissen (zeldzaam) 11. Geleidingsstoornis voor het hart (zeldzaam) |
|
|
Term
|
Definition
| Stoffen die angst verminderen. |
|
|
Term
|
Definition
| Stoffen die slaap te weeg brengen. |
|
|
Term
| Waar binden benzodiazepinen zich aan en wat levert het op? |
|
Definition
| Benzodiazepinen binden zich aan de benzodiazepine-receptoren, hierdoor wordt de werking van GABA versterkt. |
|
|
Term
| Wat zijn de effecten van benzodiazepinen? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Angstreductie 2. Slaapverwekking 3. Spierverslapping 4. Tegengaan van epileptische insulten 5. Bestrijden van symptomen bij alcohol-onthoudingsdelier |
|
|
Term
| Wat zijn de bijwerkingen van benzodiazepinen? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Tolerantie 2. Kruistolerantie 3. Afhankelijkheid 4. Ernstige onthoudingsverschijnselen |
|
|
Term
|
Definition
| Tolerantie voor een vergelijkbaar middel. |
|
|
Term
|
Definition
| Stoffen met een stimulerende werking op de hersenen. |
|
|
Term
| Wat is de bekendste stimulantia? |
|
Definition
| Bekendste stimulantia is methylfenidaat, ritalin. |
|
|
Term
| Wat is het werkingsmechanisme van methylfenidaat? |
|
Definition
| Werkingsmechanisme van methylfenidaat hecht aan dopaminerge zenuwcellen en werkt bij drukke en overactieve mensen. |
|
|
Term
| Heeft methylfenidaat een korte of lange halfwaardetijd? |
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| Strattera is een nieuwe vorm van stimulantia en werkt niet op dopamine, maar door de remming van noradrenaline. |
|
|
Term
| Wat zijn indicaties voor stimulantia? (3 punten) |
|
Definition
| 1. ADHD 2. Ernstige therapieresistentie 3. Organische psychosyndromen |
|
|
Term
| Wat zijn de bijwerkingen van stimulantie? (7 punten) |
|
Definition
| 1. Verminderde eetlust/gewichtsdaling 2. Slaapproblemen 3. Trillen 4. Hoofdpijn 5. Droge mond 6. Toename van al bestaande somberheid of angstklachten 7. Groeiremming |
|
|
Term
| Wat is het rebound-effect? |
|
Definition
| Aan het einde van de dag komen de symptomen in versterkte mate terug. |
|
|
Term
| Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van amfetamines? (10 punten) |
|
Definition
| 1. Misselijkheid 2. Buikpijn 3. Verminderde activiteiten 4. Grieperig gevoel 5. Hoge bloeddruk 6. Onrust 7. Prikkelbaarheid 8. Duizeligheid 9. Vermoeidheid 10. Snelle hartslag |
|
|
Term
| Wat zijn overige biologische interventies? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Slaap en waak therapie 2. Lichttherapie 3. Elektroconvulsieve therapie 4. Psychochirurgie |
|
|
Term
| Watis slaap en waak therapie? |
|
Definition
| Hiermee wordt het slaap waak ritme herstelt of de opbouw van de slaap wordt weer genormaliseerd. |
|
|
Term
| Waar bestaat de slaap bestaat uit? |
|
Definition
| 1. REMslaap 2. Non-REMslaap |
|
|
Term
|
Definition
| Rapid eye movements, dromen. |
|
|
Term
|
Definition
| Tweede helft van de slaap, oogbewegingen zijn vrijwel afwezig. |
|
|
Term
|
Definition
| Hormoon dat wordt geproduceerd door de pijnappelklier, reguleert slaap-waakritme. |
|
|
Term
|
Definition
| Een niet medicamenteuze behandeling waarbij een (groot deel van de) nacht niet wordt geslapen, dit heeft een therapeutisch effect door het onthouden van de tweede helft van de slaap, effecten zijn maximaal 2 dagen. |
|
|
Term
|
Definition
| Toedienen van dagelijks enkele uren kunstlicht. |
|
|
Term
| Bij hoeveel procent van de mensen met een winterdepressie werkt lichttherapie? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de kenmerken van een winterdepressie? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Moe 2. Lusteloos 3. Concentratieverlies 4. Libidoverlies |
|
|
Term
| Wanneer komt recidiverende depressie het meest voor? |
|
Definition
| In het voorjaar en herst. |
|
|
Term
| Wanneer komt mani het meest voor? |
|
Definition
|
|
Term
| Waar heeft intensief licht ook effect op? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Gedrags en cogntieve functiestoornissen 2. Ontregelde slaap en waak patronen bij dementerenden |
|
|
Term
| Wat is elektroconculsieve therapie (ECT)? |
|
Definition
| Tweetal elektroden op de schedel, toedienen aan de rechter hersenhelft, spierschokken hebben therapeutische werking. |
|
|
Term
| Waar zorgt elktroconculsieve therapie voor? |
|
Definition
| ECT verhoogt de afgifte van verschillende neurotransmitters en zorgt voor een toename van contacten tussen verschillende zenuwcellen. |
|
|
Term
| Wat zijn indicaties voor ECT? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Ernstige vitale depressie 2. Ernstige manische toestandbeelden 3. Psychatrische problematieken |
|
|
Term
| Hoeveel procent van de depressies wordt met ECT verholpen? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de kortdurende bijwerkingen van ECT? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Geheugenstoornissen 2. Hoofdpijn 3. Desoriëntatie 4. Moeite om zich recente gebeurtenissen te herinneren 5. Moeite om nieuwe informatie op te slaan |
|
|
Term
| Wat is transcraniële magnetische stimulatie (TMS)? |
|
Definition
| Er wordt een spoel op het hoofd geplaatst waarbij een magnetisch veld wordt opgewekt, werkt met potentiaalveranderingen. |
|
|
Term
| Wat zijn indicatie voor TMS? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Therapieresistente depressie 2. Hallucinaties |
|
|
Term
| Wat is nervus-vagus stimulatie (NVS)? |
|
Definition
| Stimuleren van de tiende hersenzenuw, onder de huid bij het sleutelbeen wordt een stimulator aangebracht, werkt bij epilepsie. |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
| Welke soorten psychochirurgie zijn er? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Doorsnijding 2. Deep Brain Stimulation (DBS) |
|
|