Term
| Wie zijn de grondleggers van de cognitieve therapie? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is het basisbeginsel van cognitieve therapie? |
|
Definition
| De redenering dat neurotische stoornissen ontstaan ten gevolge van de irrationele manier waarop de cliënt over dingen denkt. |
|
|
Term
| Wat is in de huidige cognitieve therapie minder belangrijk en waar wordt nu mee gewerkt? |
|
Definition
| In de huidige cognitieve therapie is irrationaliteit minder belangrijk, want het is onmogelijk vast te stellen wat irrationeel is, dus er wordt nu gewerkt met functionele en disfunctionele eigenschappen. |
|
|
Term
| Wat is het doel van cognitieve therapie? |
|
Definition
| Bij de cliënt alternatieve opvattingen te creeren die meer functioneel en minder disfunctioneel zijn. |
|
|
Term
|
Definition
| De opvattingen die nauw verbonden zijn met sterke emoties en disfunctionele gedragingen. |
|
|
Term
| Voor wat voor een stoornissen is cognitieve therapie geschikt? |
|
Definition
| 1. Neurotische 2. Psyhotische stoornissen |
|
|
Term
| Wanneer wordt een schema geactiveerd? |
|
Definition
| Er worden schema’s geactiveerd bij een bijpassende gebeurtenis, dit kan zowel positief als negatief zijn. |
|
|
Term
| Hoe wordt geprobeerd schema's aan te passen? |
|
Definition
| In de praktijk wordt geprobeerd door middel van cognitieve therapie de schema’s aan te passen. |
|
|
Term
| Welke niveau's van cognitie zijn er binnen de school van Beck te onderscheiden? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Fundamentele niveau 2. Conditionele assumpties 3. Instrumentele assumpties 4. Automatische gedachten |
|
|
Term
| Wat is het fundamentele niveau van de school van Beck? |
|
Definition
| Fundamentele opvattingen over zichzelf, anderen en de wereld, vaak onbewust. |
|
|
Term
| Wat zijn de conditionele assumpties van de school van Beck? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de instrumentele assumpties van de school van Beck? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn automatische gedachten van de school van Beck? |
|
Definition
| Stroom van het bewustzijn door schema’s. |
|
|
Term
| Wat geeft een indicatie over hoe schema's opgebouwd zijn? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Automatische gedachte 2. Gevoelens 3. Gedrag |
|
|
Term
| Wat zijn de kenmerken van diagnostiek bij cognitieve therapie? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Casusconceptualisering 2. Gebruik van vragenlijsten en tests |
|
|
Term
| Hoe zit een goede casusconceptualisering in elkaar? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Behulpzaam 2. Simpel 3. Theoretisch coherent 4. Verklaart gedrag in het verleden 5. Maakt huidig gedrag begrijpelijk 6. Voorspelt toekomstig gedrag |
|
|
Term
| Wat zijn de benodigdheden om een casusconceptualisering op te stellen? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Klacht en probleem geschiedenis 2. Levensgeschiedenis 3. Diagnostische gegevens 4. Gegevens van vorige behandelingen |
|
|
Term
| Wat is belangrijk om over schema’s te weten te komen? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Hoe sterk houdt de cliënt er aan vast 2. Hoe essentieel vindt de cliënt het schema 3. In hoeverre kan de cliënt het schema in twijfel trekken 4. Vroegere leerervaringen die de vorming van het schema hebben beïnvloed 5. Hoe vroege het schema in het leven is ontstaan |
|
|
Term
| Hoe kunnen disfunctionele gedachten gemeten worden? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Dysfunctional attitude scale 2. Irrational beliefs test 3. Rational behavior inventory 4. Groninger cognitie lijst 5. De schema questionaire van Young |
|
|
Term
| Wat is de dysfunctional attitude scale? |
|
Definition
| 40 items, opvattingen die de vatbaarheid voor depressie vergroten. |
|
|
Term
| Wat is de irrational beliefs test? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is de Groninger cognitie lijst? |
|
Definition
| Beste nederlandse instrument. |
|
|
Term
| Wat is de schema questionaire van Young? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de subschalen van de Groninger cognitie lijst? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Probleemvermijding 2. Rigiditeit 3. Piekeren 4. Behoefte aan waardering 5. Externe controle |
|
|
Term
| Wat zijn methoden die informatieverwerking in kaart brengen? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Strooptest 2. Geheugentaak 3. Beoordelen van filmfragmenten 4. Specifieke taken 5. Projectieve tests |
|
|
Term
| Wat houdt de Strooptest in? |
|
Definition
|
|
Term
| Waarvoor wordt een geheugentaak ingezet? |
|
Definition
| Ontdekken van problemen met autobiografische herinneringen. |
|
|
Term
| Waarvoor wordt het beoordelen van filmfragmenten ingezet? |
|
Definition
| Zwart-wit denken in interpersoonlijke situaties. |
|
|
Term
| Waarvoor worden specifieke taken ingezet? |
|
Definition
| Confirmatiebias en emotional reasoning. |
|
|
Term
| Waarvoor worden projectieve tests ingezet? |
|
Definition
| Exploratief klinisch onderzoek. |
|
|
Term
| Hoeveel sessie worden er gemiddeld gebruikt bij cognitieve therapie? |
|
Definition
| Gemiddeld worden er 12 tot 20 sessies. |
|
|
Term
| Wat zijn contra-indicaties voor cognitieve therapie? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Lage intelligentie 2. Niet kunnen samenwerken 3. passieve houding 4. secundaire diagnoses (persoonlijkheidsstoornissen) |
|
|
Term
| Wat is collaborative empiricism? |
|
Definition
| De therapeutische relatie tussen cliënt en therapeut. |
|
|
Term
| Wat zijn de kenmerken van collaborative empiricism? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Team 2. Onderzoeken van ideeen van de cliënt 3. Therapie heeft een didactisch accent 4. Goede balans vinden tussen autonomie en structuur 5. Goede balans vinden tussen empathie en distantie |
|
|
Term
| Wat zijn cognitieve behandelmethoden? (6 punten) |
|
Definition
| 1. De rationale 2. Cognitief dagboek 3. Socratische dialoog en de geleide ontdekking 4. Uitdagen 5. Experiment 6. Expliciteren van assumpties |
|
|
Term
|
Definition
| Een pragmatische visie op het ontstaan en voortduren van de klachten met een schets van hoe de therapie daar verandering in gaat brengen. |
|
|
Term
| Wat wordt er in een cognitief dagboek genoteerd? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Wat de feitelijke situatie is 2. Welke emoties worden opgeroepen 3. Welke interpretatie er is |
|
|
Term
| Wat is de de socratische dialoog en de geleide ontdekking? |
|
Definition
| Therapeut vraagt de cliënt ipv andersom, de opvattingen van de cliënt worden getoetst aan logische en empirische houdbaarheid. |
|
|
Term
| Wat is een guided discovery? |
|
Definition
| Cliënt begeleiden in het zelf inzicht krijgen. |
|
|
Term
| Wat zijn de criteria voor vragen bij een guided discovery? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Client heeft kennis om ze te beantwoorden 2. Aandacht vestigen op relevante informatie 3. Van concreet naar abstract 4. De cliënt ertoe leiden tot een nieuwe interpretatie |
|
|
Term
| Wat zijn de fasen van guided discovery? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Informatie vragen 2. Luisteren 3. Samenvatten 4. Integrerende analytische vragen |
|
|
Term
|
Definition
| Therapeut spoort de automatische gedachten op, vervolgens scoort de cliënt deze gedachten qua geloofwaardigheid, daarna wordt samen kritische gekeken naar deze gedachten, er wordt uiteindelijk een alternatieve gedachte geformuleerd. |
|
|
Term
| Wat zijn uitdaagtechnieken? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Uitdagen van automatische interpretaties 2. Opbouwen van alternatieve interpretaties |
|
|
Term
| Wat is het doel van het experiment bij cognitieve therapie? |
|
Definition
| Om net als bij onderzoek gegevens te verzamelen over de empirische adequaatheid van een bepaalde opvatting. |
|
|
Term
| Hoe werkt een experiment? |
|
Definition
| Bij het experiment wordt er een hypothese opgesteld, deze wordt empirisch getest en geevalueerd. |
|
|
Term
| Wat houdt het expliciteren van assumpties in? |
|
Definition
| De kern van het onderliggende schema te expliciteren. |
|
|
Term
| Wat zijn technieken om assumpties te expliciteren? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Zoeken naar terugkerend thema in de gesprekken 2. Doorvraagtechniek 3. Vragen naar vroegste ervaring die verband houdt met de problematiek |
|
|
Term
|
Definition
| Doorvragen naar de betekenis van het behaalde resultaat. |
|
|
Term
| Hoe wordt de kans op terugval verkleind? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Cliënt zelf actief te laten zijn in het uitdaag en experimenteerproces 2. Het uitdagen en het beschikbaar zijn van adaptieve interpretaties tijdens problematische situaties bevorderen 3. Zelfwerkzaamheid van de cliënt 4. Aan de orde stellen van fundamentele assumpties 5. Plannen van booster-sessies |
|
|
Term
| Waar bij lijkt cognitieve therapie effectief te zijn? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Angststoornissen 2. Stemmingsstoornissen 3. Complexe persoonlijkheidsstoornissen |
|
|
Term
|
Definition
| Chronische problematiek van de af jeugd aanpakken dmv disfunctionele schema’s aan te passen. |
|
|
Term
| Waar wordt schema therapie het meest toegepast? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Persoonlijkheidsstoornissen 2. Chronische depressie 3. Chronische eetstoornis |
|
|
Term
| Wat houdt meta-cognitieve therapie in? |
|
Definition
| Veranderen van meta-cognities. |
|
|
Term
|
Definition
| Opvattingen over de eigen gedachten. |
|
|
Term
| Bij cognitieve therapie is er minder terugval dan bij? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Medicatie 2. Gedragstherapeutische behandelingen |
|
|