Shared Flashcard Set

Details

Dutch Vocab 2
Pages 62-65
132
Language - Dutch
Undergraduate 1
09/02/2008
Click here to study/print these flashcards.

Create your own flash cards! Sign up here.

Additional Language - Dutch Flashcards

 

 

Cards

Term
achternaam, de; achternamen
 Definition
surname
Term
al
 Definition
already
Term
als
 Definition
when, if
Term
andere, de; anderen
 Definition
other
Term
antwoord, het; antwoorden
 Definition
answer
Term
bank, de; banken; in: Hij is directeur van een bank.
 Definition
bank
Term
beetje, een;
 Definition
a little
Term
begrijpen; begreep, begrepen, heeft begrepen
 Definition
to understand
Term
beroep, het; beroepen
 Definition
profession
Term
bij; in: Ze woont bij haar vader en moeder.
 Definition
with
Term
biologie, de
 Definition
biology
Term
broer de; broers
 Definition
brother
Term
buitenlands
 Definition
foreign
Term
combinatie, de; combinaties
 Definition
combination
Term
compleet, complete
 Definition
complete
Term
congres, het; congressen
 Definition
conference
Term
cursist, de; cursisten
 Definition
student (of a course)
Term
cursus, de; cursussen
 Definition
course
Term
dialoog, de; dialogen
 Definition
dialogue
Term
directeur, de; directeuren
 Definition
manager, managing director
Term
dus
 Definition
so
Term
eerste, de
 Definition
first
Term
eigen
 Definition
own
Term
elkaar; in: Wat hoort bij elkaar?
 Definition
together
Term
Engeland
 Definition
England
Term
familie, de; families
 Definition
family
Term
feestje, het; feestjes
 Definition
party
Term
fietsenfabriek, de; fietsenfabrieken
 Definition
bicycle factory
Term
formeel, formele
 Definition
formal
Term
Frankrijk
 Definition
France
Term
geboortedatum, de; geboortedata
 Definition
date of birth
Term
gebruiken
 Definition
to use
Term
geen
 Definition
no
Term
geslacht, het; geslachten
 Definition
sex, gender
Term
goedemiddag
 Definition
good afternoon
Term
half, halve
 Definition
half
Term
hallo
 Definition
hello, hi
Term
hebben; had, hadden, heeft gehad
 Definition
to have
Term
heeft; zie: hebben
 Definition
has
Term
helpen; hielp, hielpen, heeft geholpen
 Definition
to help
Term
herkomst, de
 Definition
origin
Term
heten
 Definition
to be called
Term
hoe; in: Hoe heet je?
 Definition
how
Term
informeel, informele
 Definition
informal
Term
interessant(e)
 Definition
interesting
Term
introductie, de; introducties
 Definition
introduction
Term
Italiaan, de; Italianen
 Definition
Italian (man)
Term
Italië
 Definition
Italy
Term
je
 Definition
you (sing. unstressed, inf.)
Term
jij
 Definition
you (sing. stressed, inf.)
Term
jullie
 Definition
you (plural, inf.)
Term
kantine, de; kantines
 Definition
canteen
Term
kennismaken
 Definition
to get acquainted
Term
komen; kwam, kwamen, is gekomen
 Definition
to come
Term
kunnen; kon, konden, heeft gekund
 Definition
can, to be able to
Term
land, het; landen
 Definition
country
Term
lang(e)
 Definition
long
Term
leraar, de; lararen
 Definition
teacher
Term
les, de; lessen
 Definition
lesson
Term
lezen; las, lazen, heeft gelezen
 Definition
to read
Term
maar
 Definition
but
Term
maken
 Definition
to make
Term
Marokko
 Definition
Morocco
Term
met; in: Hij spreekt met de leraar.
 Definition
with
Term
moeder, de; moeders
 Definition
mother
Term
moeten; moest, moesten, heeft gemoeten
 Definition
must, to have to
Term
mogelijk(e)
 Definition
possible
Term
nationaliteit, de; nationaliteiten
 Definition
nationality
Term
Nederland
 Definition
the Netherlands
Term
Nederlands(e)
 Definition
Dutch
Term
nog; in: Ze woont nog bij haar ouders.
 Definition
still
Term
nou
 Definition
app: oh, well
Term
of
 Definition
or
Term
ontbreken; ontbrak, ontbraken, heeft ontbroken
 Definition
to be absent/missing
Term
ontmoeten
 Definition
to meet
Term
opletten
 Definition
to take care, to pay attention
Term
over; in: Ik vertel iets over...
 Definition
about
Term
paar; in: Een paar uur.
 Definition
a few
Term
pauze, de; pauzes
 Definition
break, interval
Term
per; in: Een paar uur per week.
 Definition
per
Term
persoon, de; personen
 Definition
person
Term
reizen
 Definition
to travel
Term
relatie, de; relaties
 Definition
relation, contact
Term
roepnaam, de
 Definition
first name
Term
situatie, de; situaties
 Definition
situation
Term
slecht(e)
 Definition
bad
Term
Spaans
 Definition
Spanish
Term
spreken; sprak, spraken, heeft gesproken
 Definition
to speak
Term
student, de; studenten
 Definition
student
Term
studeren
 Definition
to study
Term
studie, de; studies
 Definition
study, subject
Term
succes, het; successen
 Definition
success
Term
taal, de; talen
 Definition
language
Term
telefoniste, de; telefonistes
 Definition
telephone operator (fem.)
Term
tussen
 Definition
between
Term
universiteit, de; universiteiten
 Definition
university
Term
uur, het; uren
 Definition
hour
Term
vader, de; vaders
 Definition
father
Term
van; in: De kantine van de universiteit.
 Definition
of
Term
vandaag
 Definition
today
Term
vandaan; in: Waar kom je vandaan?
 Definition
from
Term
veel
 Definition
much, many
Term
veranderen
 Definition
to change
Term
verdieping, de; verdiepingen
 Definition
floor
Term
verschil, het; verschillen
 Definition
difference
Term
vertellen
 Definition
to tell
Term
vlakbij
 Definition
nearby, close to
Term
volgen
 Definition
to follow
Term
voor; in: Hij moet voor zijn werk naar Parijs.
 Definition
for
Term
voornaam, de; voornamen
 Definition
first name
Term
vorm, de; vormen
 Definition
form
Term
vraag, de; vragen
 Definition
question
Term
vragen; vroeg, vroegen, heeft gevraagd
 Definition
to ask
Term
vrij; in: Is deze stoel vrij?
 Definition
free, not occupied
Term
waar
 Definition
where
Term
waar; in: Waar of niet waar?
 Definition
true
Term
waarom
 Definition
why
Term
wat
 Definition
what
Term
we
 Definition
we (unstressed)
Term
week, de; weken
 Definition
week
Term
wel
 Definition
opposition of "niet" or "geen"
Term
welk(e)
 Definition
which
Term
werk, het
 Definition
work, job
Term
werken
 Definition
to work
Term
wie
 Definition
who
Term
wij
 Definition
we (stressed)
Term
woonplaats, de; woonplaatsen
 Definition
place of
Term
woord, het; woorden
 Definition
word
Term
ze (pl.)
 Definition
they (unstressed)
Term
zij (pl.)
 Definition
they (stressed)
Term
zijn (poss.)
 Definition
his
Term
zoeken; zocht, zochten, heeft gezocht
 Definition
to look for, to search
Supporting users have an ad free experience!