Shared Flashcard Set

Details

Dutch Vocab 16
Pages 112-115
123
Language - Dutch
Undergraduate 1
04/22/2009
Click here to study/print these flashcards.

Create your own flash cards! Sign up here.

Additional Language - Dutch Flashcards

 

 

Cards

Term
aangeven; zie: geven
 Definition
to indicate
Term
aansluiten (bij); zie: sluiten; in: Het werk sluit aan bij mijn opleiding.
 Definition
to fit in with
Term
aanvullend(e)
 Definition
extra, additional
Term
afstand, de; afstanden
 Definition
distance
Term
afstuderen
 Definition
to graduate, to finish one's studies
Term
alarmsituatie, de; alarmsituaties
 Definition
emergency situation
Term
alvast; in: Bedankt alvast.
 Definition
in advance
Term
apotheker, de; apothekers
 Definition
pharmacist, chemist
Term
arbeidsbureau, het; -bureaus
 Definition
job center
Term
assistent, de; assistenten
 Definition
assistant
Term
automatisering, de
 Definition
computerization
Term
avondportier, de; avondportiers
 Definition
evening doorkeeper
Term
baantje, het; baantjes
 Definition
(part-time) job
Term
bedoelen; in: Wat bedoelt u daarmee?
 Definition
to mean
Term
beheersen
 Definition
to have a command of, to master
Term
bejaardenhuis, het; -huizen
 Definition
old people's home
Term
belangrijk(e)
 Definition
important
Term
beloven
 Definition
to promise
Term
beschikbaar, beschikbare
 Definition
available
Term
bewoner, de; bewoner
 Definition
resident
Term
bezoeker, de; bezoekers
 Definition
visitor
Term
bezwaar, het; bezwaren
 Definition
objection
Term
binnenlaten; zie: laten
 Definition
to let in(to), to admit (to)
Term
boerenkool, de
 Definition
kale (typical Dutch meal)
Term
branche, de; branches
 Definition
branch, line of business
Term
brand, de; branden
 Definition
fire
Term
branden
 Definition
to burn, to be on fire
Term
cassiere, de; cassieres
 Definition
cheese guy
Term
computercursus, de; -cursussen
 Definition
computer course
Term
computerprogramma, het; -programma's
 Definition
computer program
Term
diploma, het; diploma's
 Definition
diploma, certificate
Term
doorgaan; zie: gaan; in: De vergadering gaat niet door.
 Definition
To take place, to be held
Term
Duits(e)
 Definition
German
Term
econoom, de; economen
 Definition
economist
Term
eis, de; eisen
 Definition
requirement, demand
Term
Engels(e)
 Definition
English
Term
eventueel, eventuele
 Definition
possible
Term
flexibel(e)
 Definition
flexible
Term
full-time
 Definition
full-time
Term
functie, de; functies
 Definition
position, post
Term
gebouw, het; gebouwen
 Definition
building
Term
geeft; in: Dat geeft niet.
 Definition
matter; in: That doesn't matter.
Term
gevoel, het; gevoelens
 Definition
feeling, sense
Term
huisvrouw, de; -vrouwen
 Definition
housewife
Term
iedereen
 Definition
everybody
Term
in de gaten houden; zie: houden
 Definition
to keep an eye on
Term
inroepen; riep in, riepen in, heeft ingeroepen
 Definition
call in, invoke
Term
intensief, intensieve
 Definition
intensive
Term
inwoner, de; inwoners
 Definition
inhabitant
Term
kennis, de; in: Heeft u kennis van automatisering?
 Definition
knowledge, know-how
Term
keuze, de; keuzes
 Definition
choice
Term
kleuterleidster, de; kleuterleidsters
 Definition
nursery school teacher (female)
Term
kwaliteit, de; kwaliteiten
 Definition
quality
Term
laten; liet, lieten, heeft gelaten
 Definition
to let, to leave
Term
leeftijd, de; leeftijden
 Definition
age
Term
makkelijk(e); (=gemakkelijk)
 Definition
easy
Term
matig
 Definition
mediocre, average
Term
medewerker, de; medewerksters
 Definition
employee, staff member
Term
middernacht
 Definition
midnight
Term
momenteel; in: momenteel werk ik
 Definition
at the moment
Term
mondeling(e)
 Definition
oral
Term
nadeel, het; nadelen
 Definition
disadvantage
Term
nagenoeg
 Definition
almost, nearly
Term
omgaan (met); zie: gaan
 Definition
communicate with
Term
onbekend(e)
 Definition
unknown, unfamiliar
Term
ondertussen
 Definition
meanwhile, in the meantime
Term
ongeluk, het; ongelukken
 Definition
accident
Term
ongewenst(e); in: ongewenste bezoekers
 Definition
unwanted
Term
opdoen; zie: doen; in: Werkervaring opdoen.
 Definition
gain, get (experience)
Term
opdracht, de; opdrachten
 Definition
assignment, task
Term
opleiding, de; opleidingen
 Definition
education, training
Term
organisatie, de; organisaties
 Definition
organization
Term
overig(e)
 Definition
other, remaining
Term
overnemen; zie: nemen
 Definition
to take over
Term
overweg kunnen (met); zie: kunnen
 Definition
to know how to handle
Term
personalia
 Definition
personal particulars
Term
personeelschef, de; personeelschefs
 Definition
personnel manager
Term
persoonlijk(e); in: persoonlijke gegevens
 Definition
personal
Term
piloot, de; piloten
 Definition
pilot
Term
portier, de; portiers
 Definition
doorkeeper
Term
rechterkant, de
 Definition
right side
Term
reeds
 Definition
already
Term
relevant(e); in: relevante werkervaring
 Definition
relevant
Term
schrijftelijk(e)
 Definition
written
Term
secretaresse, de; secretaresses
 Definition
secretary
Term
secretariaat; secretariaten
 Definition
secretariat
Term
slaapmiddel, het; -middelen
 Definition
sleep-inducing drug
Term
sollicitant, de; sollicitanten
 Definition
applicant
Term
sollicitatiegesprek, het; sollicitatiegesprekken
 Definition
job interview
Term
steeds; in: Het gaat steeds beter.
 Definition
more and more, increasingly
Term
stellen; in: Eisen stellen.
 Definition
to put
Term
strandwandeling, de; -wandelingen
 Definition
walk on the beach
Term
studierichting, de; -richtingen
 Definition
studies, branch of study
Term
talenkennis, de
 Definition
knowledge of language
Term
taxichauffeur, de; -chauffeurs
 Definition
taxi driver
Term
technicus, de; technici
 Definition
technician
Term
tekstverwerken
 Definition
word processing
Term
tekstverwerker, de; tekstverwerkers
 Definition
word processor
Term
terugschrijven; zie: schrijven
 Definition
to write back
Term
tijdelijk(e)
 Definition
temporary
Term
tijdje, het
 Definition
short period of time
Term
toekomst, de
 Definition
future
Term
tweedehands(e)
 Definition
second-hand
Term
typediploma, het; typediploma's
 Definition
typing diploma
Term
typisch(E)
 Definition
typical
Term
uitzendbureau, het; uitzendbureaus
 Definition
temporary employment agency
Term
vaardigheid, de; vaardigheden
 Definition
skill
Term
vacature, de; vacature
 Definition
vacancy
Term
vakantiebaantje, het; -baantjes
 Definition
holiday job
Term
verantwoordelijkheid, de; verantwoordelijkheden
 Definition
responsibility
Term
verdienen
 Definition
to earn
Term
vergadering, de; vergaderingen
 Definition
meeting
Term
vergelijkbaar, vergelijkbare
 Definition
comparable
Term
vloeiend
 Definition
fluent
Term
voordeel, het; voordelen
 Definition
advantage
Term
werkervaring, de; werkervaringen
 Definition
working experience
Term
werkloos, werkloze
 Definition
unemployed
Term
werktijd, de; werktijden
 Definition
working hours
Term
werkzoekende, de; werkzoekenden
 Definition
person in search of employment
Term
worst, de; worsten
 Definition
sausage
Term
zei, zeiden; imperfectum van "zeggen"
 Definition
said
Term
zeilen
 Definition
to sail (on a sailing boat)
Term
zodra; in: Ik bel je zodra ik iets weet.
 Definition
as soon as
Supporting users have an ad free experience!