Shared Flashcard Set

Details

Dutch Vocab 10
Pages 94-96
96
Language - Dutch
Undergraduate 1
02/17/2009

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
aandoen; deed aan, deden aan, heeft aangedaan; in: Ik moet het licht aandoen.
Definition
to put on, to turn on
Term
aanzetten
Definition
to put on
Term
activiteit, de; activiteiten
Definition
activity
Term
afgelopen; in: afgelopen week
Definition
last (previous)
Term
afschuwelijk(e); in: Dat afschuwelijke ding.
Definition
terrible, horrible
Term
afwassen
Definition
to do the dishes
Term
ballet, het
Definition
ballet
Term
basketbal, het
Definition
basketball
Term
bijvoorbeeld
Definition
for example
Term
biljarten
Definition
to play billiards
Term
boodschap, de; in: Ik laat een boodschap doorgeven.
Definition
message
Term
conditie, de
Definition
condition, (physical) shape
Term
contrabas, de; contrabassen
Definition
double bass
Term
creatief, creatieve
Definition
creative
Term
dansles, de; -lessen
Definition
dancing lesson
Term
denken; dacht, dachten, heeft gedacht
Definition
to think
Term
documentaire, de; documentaires
Definition
documentary
Term
doorgeven; zie: geven; in: Ik laat een boodschap doorgeven.
Definition
pass on
Term
gebeuren; in: Wat gebeurt er in deze zinnen?
Definition
to happen
Term
gedicht, het; gedichten
Definition
poem
Term
gelezen; zie: lezen
Definition
read
Term
geloven
Definition
to believe
Term
gesport; zie: sporten
Definition
practiced a sport
Term
geval; in: In ieder geval.
Definition
occasion
Term
gewerkt; zie: werken
Definition
worked
Term
gewonnen; zie: winnen
Definition
won
Term
gezien; zie: zien
Definition
seen
Term
heerlijk; in: We hebben heerlijk gewandeld.
Definition
lovely, wonderful
Term
helemaal; in: Ik ben helemaal niet muzikaal.
Definition
entirely, completely
Term
hobby, de; hobby's
Definition
hobby
Term
instrument, het; instrumenten
Definition
instrument
Term
interesse, de; interesses
Definition
interest
Term
jazz, de
Definition
jazz
Term
kapper, de; kappers
Definition
hairdresser
Term
klaarmaken; in: Ik maak het eten klaar.
Definition
prepare
Term
klassiek(e)
Definition
classic, classical
Term
kleding, de
Definition
clothing, clothes
Term
koor, het; koren
Definition
choir
Term
koorzang, de
Definition
choral singing
Term
lenen
Definition
to borrow
Term
leren
Definition
to learn
Term
lezen; las, lazen, heeft gelezen
Definition
to read
Term
meer; in: Die kan ik ook niet meer.
Definition
anymore
Term
meerijden; reed mee, reden mee, is meegereden
Definition
to drive (along) with
Term
motiveren; in: Motiveer uw antwoord.
Definition
to explain, to account for
Term
muziek, de
Definition
music
Term
muzikaal, muzikale
Definition
musical
Term
namelijk
Definition
namely
Term
niks; in: Lezen is niks voor mij.
Definition
nothing
Term
ooit
Definition
ever
Term
opbellen
Definition
to call (up), to phone
Term
opdrinken; dronk op, dronken op, heeft opgedronken
Definition
to drink
Term
openzetten
Definition
to open
Term
opgeven; gaf op, gaven op, heeft opgegeven; in: Ik heb me voor de cursus opgegeven.
Definition
to register, to enroll
Term
ophalen
Definition
to pick up, to collect
Term
ophangen; hing op, hingen op, heeft opgehangen
Definition
to hang up, to put down (the phone)
Term
optreden, het; optredens
Definition
performance, concert
Term
park, het; parken
Definition
park
Term
perfectum, het
Definition
gram: present perfect
Term
piano spelen; zie: spelen
Definition
to play the piano
Term
pianoles, de; pianolessen
Definition
piano lesson
Term
recensie, de; recensies
Definition
review (in the newspaper)
Term
redelijk; in: redelijk veel
Definition
quite, rather
Term
schilderen
Definition
to paint
Term
separabel(e)
Definition
gramm: split (verbs)
Term
spelen; in: Ik speel piano; in: Spelende kinderen
Definition
to play
Term
spelregel, de; spelregels
Definition
rule of the game
Term
sport, de; sporten
Definition
sport(s)
Term
sporten
Definition
to practice a sport
Term
sportief, sportieve; in: Het sportieve type.
Definition
sporty
Term
staat voor de deur
Definition
is coming soon
Term
stripboek, het; stripboeken
Definition
comic (book)
Term
structuur, de; stucturen
Definition
structure
Term
talent, het; talenten
Definition
talent
Term
tegenwoordig(e); in: De tegenwoordige tijd.
Definition
nowadays, (at) present
Term
tenissen
Definition
to play tennis
Term
terugbellen
Definition
to call back
Term
theater, het; theaters
Definition
theater
Term
tuiskomen; kwam thuis, kwamen tuis, in thuisgekomen
Definition
to come home
Term
toekomst, de
Definition
future
Term
toneelstul, het; toneelstukken
Definition
(theatre) play
Term
trouwens
Definition
by the way
Term
tv, de; tv's
Definition
television, TV
Term
type, het; types
Definition
type
Term
uitgaan; ging uit, gingen uit, zijn uitgegaan
Definition
to go out
Term
uitleggen
Definition
to explain
Term
uitrusten
Definition
to rest, to take a rest
Term
uitslapen; zie: slapen
Definition
to sleep long
Term
uitspreken; sprak uit, spraken uit, heeft uitgesproken
Definition
to pronounce
Term
uittrekken; trok uit, trokken uit, heeft uitgetrokken; in: Ik trek mijn kleren uit.
Definition
to take off (clothes)
Term
verleden, het
Definition
past
Term
verliezen; verloor, verloren, heeft verloren
Definition
to lose
Term
verpleegster, de; verpleegsters
Definition
(female) nurse
Term
video, de; video's
Definition
video
Term
viool, de; violen
Definition
violin
Term
voetbal, voetballen
Definition
soccer
Supporting users have an ad free experience!