Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for wish
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/05/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik wens
Definition
I wish(indicative present)
Term
jij wenst
Definition
you(singular) wish(indicative present)
Term
hij wenst
Definition
he wishes(indicative present)
Term
wij wensen
Definition
we wish(indicative present)
Term
jullie wensen
Definition
you(plural) wish(indicative present)
Term
zij wensen
Definition
they wish(indicative present)
Term
ik wenste
Definition
I wished(indicative past)
Term
jij wenste
Definition
you(singular) wished(indicative past)
Term
hij wenste
Definition
he wished(indicative past)
Term
wij wensten
Definition
we wished(indicative past)
Term
jullie wensten
Definition
you(plural) wished(indicative past)
Term
zij wensten
Definition
they wished(indicative past)
Term
ik heb gewenst
Definition
I have wished(indicative present perfect)
Term
jij hebt gewenst
Definition
you(singular) have wished(indicative present perfect)
Term
hij heeft gewenst
Definition
he has wished(indicative present perfect)
Term
wij hebben gewenst
Definition
we have wished(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gewenst
Definition
you(plural) have wished(indicative present perfect)
Term
zij hebben gewenst
Definition
they have wished(indicative present perfect)
Term
ik had gewenst
Definition
I had wished(indicative past perfect)
Term
jij had gewenst
Definition
you(singular) had wished(indicative past perfect)
Term
hij had gewenst
Definition
he had wished(indicative past perfect)
Term
wij hadden gewenst
Definition
we had wished(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gewenst
Definition
you(plural) had wished(indicative past perfect)
Term
zij hadden gewenst
Definition
they had wished(indicative past perfect)
Term
ik zal wensen
Definition
I will wish(indicative future)
Term
jij zult wensen
Definition
you(singular) will wish(indicative future)
Term
hij zal wensen
Definition
he will wish(indicative future)
Term
wij zullen wensen
Definition
we will wish(indicative future)
Term
jullie zullen wensen
Definition
you(plural) will wish(indicative future)
Term
zij zullen wensen
Definition
they will wish(indicative future)
Term
ik zou wensen
Definition
I would wish(conditional future)
Term
jij zou wensen
Definition
you(singular) would wish(conditional future)
Term
hij zou wensen
Definition
he would wish(conditional future)
Term
wij zouden wensen
Definition
we would wish(conditional future)
Term
jullie zouden wensen
Definition
you(plural) would wish(conditional future)
Term
zij zouden wensen
Definition
they would wish(conditional future)
Term
ik zal gewenst hebben
Definition
I will have wished(future perfect)
Term
jij zult gewenst hebben
Definition
you(singular) will have wished(future perfect)
Term
hij zal gewenst hebben
Definition
he will have wished(future perfect)
Term
wij zullen gewenst hebben
Definition
we will have wished(future perfect)
Term
jullie zullen gewenst hebben
Definition
you(plural) will have wished(future perfect)
Term
zij zullen gewenst hebben
Definition
they will have wished(future perfect)
Term
ik zou gewenst hebben
Definition
I would have wished(conditional future perfect)
Term
jij zou gewenst hebben
Definition
you(singular) would have wished(conditional future perfect)
Term
hij zou gewenst hebben
Definition
he would have wished(conditional future perfect)
Term
wij zouden gewenst hebben
Definition
we would have wished(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gewenst hebben
Definition
you(plural) would have wished(conditional future perfect)
Term
zij zouden gewenst hebben
Definition
they would have wished(conditional future perfect)
Term
wens
Definition
wish(imperative)
Supporting users have an ad free experience!