Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for undress
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/19/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik kleed uit
Definition
I undress(indicative present)
Term
jij kleedt uit
Definition
you(singular) undress(indicative present)
Term
hij kleedt uit
Definition
he undresses(indicative present)
Term
wij uitkleden
Definition
we undress(indicative present)
Term
jullie uitkleden
Definition
you(plural) undress(indicative present)
Term
zij uitkleden
Definition
they undress(indicative present)
Term
ik kleedde uit
Definition
I undressed(indicative past)
Term
jij kleedde uit
Definition
you(singular) undressed(indicative past)
Term
hij kleedde uit
Definition
he undressed(indicative past)
Term
wij kleedden uit
Definition
we undressed(indicative past)
Term
jullie kleedden uit
Definition
you(plural) undressed(indicative past)
Term
zij kleedden uit
Definition
they undressed(indicative past)
Term
ik heb uitgekleed
Definition
I have undressed(indicative present perfect)
Term
jij hebt uitgekleed
Definition
you(singular) have undressed(indicative present perfect)
Term
hij heeft uitgekleed
Definition
he has undressed(indicative present perfect)
Term
wij hebben uitgekleed
Definition
we have undressed(indicative present perfect)
Term
jullie hebben uitgekleed
Definition
you(plural) have undressed(indicative present perfect)
Term
zij hebben uitgekleed
Definition
they have undressed(indicative present perfect)
Term
ik had uitgekleed
Definition
I had undressed(indicative past perfect)
Term
jij had uitgekleed
Definition
you(singular) had undressed(indicative past perfect)
Term
hij had uitgekleed
Definition
he had undressed(indicative past perfect)
Term
wij hadden uitgekleed
Definition
we had undressed(indicative past perfect)
Term
jullie hadden uitgekleed
Definition
you(plural) had undressed(indicative past perfect)
Term
zij hadden uitgekleed
Definition
they had undressed(indicative past perfect)
Term
ik zal uitkleden
Definition
I will undress(indicative future)
Term
jij zult uitkleden
Definition
you(singular) will undress(indicative future)
Term
hij zal uitkleden
Definition
he will undress(indicative future)
Term
wij zullen uitkleden
Definition
we will undress(indicative future)
Term
jullie zullen uitkleden
Definition
you(plural) will undress(indicative future)
Term
zij zullen uitkleden
Definition
they will undress(indicative future)
Term
ik zou uitkleden
Definition
I would undress(conditional future)
Term
jij zou uitkleden
Definition
you(singular) would undress(conditional future)
Term
hij zou uitkleden
Definition
he would undress(conditional future)
Term
wij zouden uitkleden
Definition
we would undress(conditional future)
Term
jullie zouden uitkleden
Definition
you(plural) would undress(conditional future)
Term
zij zouden uitkleden
Definition
they would undress(conditional future)
Term
ik zal uitgekleed hebben
Definition
I will have undressed(future perfect)
Term
jij zult uitgekleed hebben
Definition
you(singular) will have undressed(future perfect)
Term
hij zal uitgekleed hebben
Definition
he will have undressed(future perfect)
Term
wij zullen uitgekleed hebben
Definition
we will have undressed(future perfect)
Term
jullie zullen uitgekleed hebben
Definition
you(plural) will have undressed(future perfect)
Term
zij zullen uitgekleed hebben
Definition
they will have undressed(future perfect)
Term
ik zou uitgekleed hebben
Definition
I would have undressed(conditional future perfect)
Term
jij zou uitgekleed hebben
Definition
you(singular) would have undressed(conditional future perfect)
Term
hij zou uitgekleed hebben
Definition
he would have undressed(conditional future perfect)
Term
wij zouden uitgekleed hebben
Definition
we would have undressed(conditional future perfect)
Term
jullie zouden uitgekleed hebben
Definition
you(plural) would have undressed(conditional future perfect)
Term
zij zouden uitgekleed hebben
Definition
they would have undressed(conditional future perfect)
Term
kleed uit
Definition
undress(imperative)
Supporting users have an ad free experience!