Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for switch off
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
10/01/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik schakel uit
Definition
I switch off(indicative present)
Term
jij schakelt uit
Definition
you(singular) switch off(indicative present)
Term
hij schakelt uit
Definition
he switches off(indicative present)
Term
wij schakelen uit
Definition
we switch off(indicative present)
Term
jullie schakelen uit
Definition
you(plural) switch off(indicative present)
Term
zij schakelen uit
Definition
they switch off(indicative present)
Term
ik schakelde uit
Definition
I switched off(indicative past)
Term
jij schakelde uit
Definition
you(singular) switched off(indicative past)
Term
hij schakelde uit
Definition
he switched off(indicative past)
Term
wij schakelden uit
Definition
we switched off(indicative past)
Term
jullie schakelden uit
Definition
you(plural) switched off(indicative past)
Term
zij schakelden uit
Definition
they switched off(indicative past)
Term
ik heb uitgeschakeld
Definition
I have switched off(indicative present perfect)
Term
jij hebt uitgeschakeld
Definition
you(singular) have switched off(indicative present perfect)
Term
hij heeft uitgeschakeld
Definition
he has switched off(indicative present perfect)
Term
wij hebben uitgeschakeld
Definition
we have switched off(indicative present perfect)
Term
jullie hebben uitgeschakeld
Definition
you(plural) have switched off(indicative present perfect)
Term
zij hebben uitgeschakeld
Definition
they have switched off(indicative present perfect)
Term
ik had uitgeschakeld
Definition
I had switched off(indicative past perfect)
Term
jij had uitgeschakeld
Definition
you(singular) had switched off(indicative past perfect)
Term
hij had uitgeschakeld
Definition
he had switched off(indicative past perfect)
Term
wij hadden uitgeschakeld
Definition
we had switched off(indicative past perfect)
Term
jullie hadden uitgeschakeld
Definition
you(plural) had switched off(indicative past perfect)
Term
zij hadden uitgeschakeld
Definition
they had switched off(indicative past perfect)
Term
ik zal uitschakelen
Definition
I will switch off(indicative future)
Term
jij zult uitschakelen
Definition
you(singular) will switch off(indicative future)
Term
hij zal uitschakelen
Definition
he will switch off(indicative future)
Term
wij zullen uitschakelen
Definition
we will switch off(indicative future)
Term
jullie zullen uitschakelen
Definition
you(plural) will switch off(indicative future)
Term
zij zullen uitschakelen
Definition
they will switch off(indicative future)
Term
ik zou uitschakelen
Definition
I would switch off(conditional future)
Term
jij zou uitschakelen
Definition
you(singular) would switch off(conditional future)
Term
hij zou uitschakelen
Definition
he would switch off(conditional future)
Term
wij zouden uitschakelen
Definition
we would switch off(conditional future)
Term
jullie zouden uitschakelen
Definition
you(plural) would switch off(conditional future)
Term
zij zouden uitschakelen
Definition
they would switch off(conditional future)
Term
ik zal uitgeschakeld hebben
Definition
I will have switched off(future perfect)
Term
jij zult uitgeschakeld hebben
Definition
you(singular) will have switched off(future perfect)
Term
hij zal uitgeschakeld hebben
Definition
he will have switched off(future perfect)
Term
wij zullen uitgeschakeld hebben
Definition
we will have switched off(future perfect)
Term
jullie zullen uitgeschakeld hebben
Definition
you(plural) will have switched off(future perfect)
Term
zij zullen uitgeschakeld hebben
Definition
they will have switched off(future perfect)
Term
ik zou uitgeschakeld hebben
Definition
I would have switched off(conditional future perfect)
Term
jij zou uitgeschakeld hebben
Definition
you(singular) would have switched off(conditional future perfect)
Term
hij zou uitgeschakeld hebben
Definition
he would have switched off(conditional future perfect)
Term
wij zouden uitgeschakeld hebben
Definition
we would have switched off(conditional future perfect)
Term
jullie zouden uitgeschakeld hebben
Definition
you(plural) would have switched off(conditional future perfect)
Term
zij zouden uitgeschakeld hebben
Definition
they would have switched off(conditional future perfect)
Term
schakel uit
Definition
switch off(imperative)
Supporting users have an ad free experience!