Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for must
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/09/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik moet
Definition
I must or need to(indicative present)
Term
jij moet
Definition
you(singular) must or need to(indicative present)
Term
hij moet
Definition
he must or needs to(indicative present)
Term
wij moeten
Definition
we must or need to(indicative present)
Term
jullie moeten
Definition
you(plural) must or need to(indicative present)
Term
zij moeten
Definition
they must or need to(indicative present)
Term
ik moest
Definition
I needed to(indicative past)
Term
jij moest
Definition
you(singular) needed to(indicative past)
Term
hij moest
Definition
he needed to(indicative past)
Term
wij moesten
Definition
we needed to(indicative past)
Term
jullie moesten
Definition
you(plural) needed to(indicative past)
Term
zij moesten
Definition
they needed to(indicative past)
Term
ik heb gemoeten
Definition
I have needed to(indicative present perfect)
Term
jij hebt gemoeten
Definition
you(singular) have needed to(indicative present perfect)
Term
hij heeft gemoeten
Definition
he has needed to(indicative present perfect)
Term
wij hebben gemoeten
Definition
we have needed to(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gemoeten
Definition
you(plural) have needed to(indicative present perfect)
Term
zij hebben gemoeten
Definition
they have needed to(indicative present perfect)
Term
ik had gemoeten
Definition
I had needed to(indicative past perfect)
Term
jij had gemoeten
Definition
you(singular) had needed to(indicative past perfect)
Term
hij had gemoeten
Definition
he had needed to(indicative past perfect)
Term
wij hadden gemoeten
Definition
we had needed to(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gemoeten
Definition
you(plural) had needed to(indicative past perfect)
Term
zij hadden gemoeten
Definition
they had needed to(indicative past perfect)
Term
ik zal moeten
Definition
I will need to(indicative future)
Term
jij zult moeten
Definition
you(singular) will need to(indicative future)
Term
hij zal moeten
Definition
he will need to(indicative future)
Term
wij zullen moeten
Definition
we will need to(indicative future)
Term
jullie zullen moeten
Definition
you(plural) will need to(indicative future)
Term
zij zullen moeten
Definition
they will need to(indicative future)
Term
ik zou moeten
Definition
I would need to(conditional future)
Term
jij zou moeten
Definition
you(singular) would need to(conditional future)
Term
hij zou moeten
Definition
he would need to(conditional future)
Term
wij zouden moeten
Definition
we would need to(conditional future)
Term
jullie zouden moeten
Definition
you(plural) would need to(conditional future)
Term
zij zouden moeten
Definition
they would need to(conditional future)
Term
ik zal gemoeten hebben
Definition
I will have needed to(future perfect)
Term
jij zult gemoeten hebben
Definition
you(singular) will have needed to(future perfect)
Term
hij zal gemoeten hebben
Definition
he will have needed to(future perfect)
Term
wij zullen gemoeten hebben
Definition
we will have needed to(future perfect)
Term
jullie zullen gemoeten hebben
Definition
you(plural) will have needed to(future perfect)
Term
zij zullen gemoeten hebben
Definition
they will have needed to(future perfect)
Term
ik zou gemoeten hebben
Definition
I would have needed to(conditional future perfect)
Term
jij zou gemoeten hebben
Definition
you(singular) would have needed to(conditional future perfect)
Term
hij zou gemoeten hebben
Definition
he would have needed to(conditional future perfect)
Term
wij zouden gemoeten hebben
Definition
we would have needed to(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gemoeten hebben
Definition
you(plural) would have needed to(conditional future perfect)
Term
zij zouden gemoeten hebben
Definition
they would have needed to(conditional future perfect)
Term
moet
Definition
must or need to(imperative)
Supporting users have an ad free experience!