Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for learn
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik leer
Definition
I learn(indicative present)
Term
jij leert
Definition
you(singular) learn(indicative present)
Term
hij leert
Definition
he learns(indicative present)
Term
wij leren
Definition
we learn(indicative present)
Term
jullie leren
Definition
you(plural) learn(indicative present)
Term
zij leren
Definition
they learn(indicative present)
Term
ik geleerde
Definition
I learned(indicative past)
Term
jij geleerde
Definition
you(singular) learned(indicative past)
Term
hij geleerde
Definition
he learned(indicative past)
Term
wij geleerden
Definition
we learned(indicative past)
Term
jullie geleerden
Definition
you(plural) learned(indicative past)
Term
zij geleerden
Definition
they learned(indicative past)
Term
ik heb geleerd
Definition
I have learned(indicative present perfect)
Term
jij hebt geleerd
Definition
you(singular) have learned(indicative present perfect)
Term
hij heeft geleerd
Definition
he has learned(indicative present perfect)
Term
wij hebben geleerd
Definition
we have learned(indicative present perfect)
Term
jullie hebben geleerd
Definition
you(plural) have learned(indicative present perfect)
Term
zij hebben geleerd
Definition
they have learned(indicative present perfect)
Term
ik had geleerd
Definition
I had learned(indicative past perfect)
Term
jij had geleerd
Definition
you(singular) had learned(indicative past perfect)
Term
hij had geleerd
Definition
he had learned(indicative past perfect)
Term
wij hadden geleerd
Definition
we had learned(indicative past perfect)
Term
jullie hadden geleerd
Definition
you(plural) had learned(indicative past perfect)
Term
zij hadden geleerd
Definition
they had learned(indicative past perfect)
Term
ik zal leren
Definition
I will learn(indicative future)
Term
jij zult leren
Definition
you(singular) will learn(indicative future)
Term
hij zal leren
Definition
he will learn(indicative future)
Term
wij zullen leren
Definition
we will learn(indicative future)
Term
jullie zullen leren
Definition
you(plural) will learn(indicative future)
Term
zij zullen leren
Definition
they will learn(indicative future)
Term
ik zou leren
Definition
I would learn(conditional future)
Term
jij zou leren
Definition
you(singular) would learn(conditional future)
Term
hij zou leren
Definition
he would learn(conditional future)
Term
wij zouden leren
Definition
we would learn(conditional future)
Term
jullie zouden leren
Definition
you(plural) would learn(conditional future)
Term
zij zouden leren
Definition
they would learn(conditional future)
Term
ik zal geleerd hebben
Definition
I will have learned(future perfect)
Term
jij zult geleerd hebben
Definition
you(singular) will have learned(future perfect)
Term
hij zal geleerd hebben
Definition
he will have learned(future perfect)
Term
wij zullen geleerd hebben
Definition
we will have learned(future perfect)
Term
jullie zullen geleerd hebben
Definition
you(plural) will have learned(future perfect)
Term
zij zullen geleerd hebben
Definition
they will have learned(future perfect)
Term
ik zou geleerd hebben
Definition
I would have learned(conditional future perfect)
Term
jij zou geleerd hebben
Definition
you(singular) would have learned(conditional future perfect)
Term
hij zou geleerd hebben
Definition
he would have learned(conditional future perfect)
Term
wij zouden geleerd hebben
Definition
we would have learned(conditional future perfect)
Term
jullie zouden geleerd hebben
Definition
you(plural) would have learned(conditional future perfect)
Term
zij zouden geleerd hebben
Definition
they would have learned(conditional future perfect)
Term
leer
Definition
learn(imperative)
Supporting users have an ad free experience!