Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for jump
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/05/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik spring
Definition
I jump(indicative present)
Term
jij springt
Definition
you(singular) jump(indicative present)
Term
hij springt
Definition
he jumps(indicative present)
Term
wij springen
Definition
we jump(indicative present)
Term
jullie springen
Definition
you(plural) jump(indicative present)
Term
zij springen
Definition
they jump(indicative present)
Term
ik sprong
Definition
I jumped(indicative past)
Term
jij sprong
Definition
you(singular) jumped(indicative past)
Term
hij sprong
Definition
he jumped(indicative past)
Term
wij sprongen
Definition
we jumped(indicative past)
Term
jullie sprongen
Definition
you(plural) jumped(indicative past)
Term
zij sprongen
Definition
they jumped(indicative past)
Term
ik heb gesprongen
Definition
I have jumped(indicative present perfect)
Term
jij hebt gesprongen
Definition
you(singular) have jumped(indicative present perfect)
Term
hij heeft gesprongen
Definition
he has jumped(indicative present perfect)
Term
wij hebben gesprongen
Definition
we have jumped(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gesprongen
Definition
you(plural) have jumped(indicative present perfect)
Term
zij hebben gesprongen
Definition
they have jumped(indicative present perfect)
Term
ik had gesprongen
Definition
I had jumped(indicative past perfect)
Term
jij had gesprongen
Definition
you(singular) had jumped(indicative past perfect)
Term
hij had gesprongen
Definition
he had jumped(indicative past perfect)
Term
wij hadden gesprongen
Definition
we had jumped(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gesprongen
Definition
you(plural) had jumped(indicative past perfect)
Term
zij hadden gesprongen
Definition
they had jumped(indicative past perfect)
Term
ik zal springen
Definition
I will jump(indicative future)
Term
jij zult springen
Definition
you(singular) will jump(indicative future)
Term
hij zal springen
Definition
he will jump(indicative future)
Term
wij zullen springen
Definition
we will jump(indicative future)
Term
jullie zullen springen
Definition
you(plural) will jump(indicative future)
Term
zij zullen springen
Definition
they will jump(indicative future)
Term
ik zou springen
Definition
I would jump(conditional future)
Term
jij zou springen
Definition
you(singular) would jump(conditional future)
Term
hij zou springen
Definition
he would jump(conditional future)
Term
wij zouden springen
Definition
we would jump(conditional future)
Term
jullie zouden springen
Definition
you(plural) would jump(conditional future)
Term
zij zouden springen
Definition
they would jump(conditional future)
Term
ik zal gesprongen hebben
Definition
I will have jumped(future perfect)
Term
jij zult gesprongen hebben
Definition
you(singular) will have jumped(future perfect)
Term
hij zal gesprongen hebben
Definition
he will have jumped(future perfect)
Term
wij zullen gesprongen hebben
Definition
we will have jumped(future perfect)
Term
jullie zullen gesprongen hebben
Definition
you(plural) will have jumped(future perfect)
Term
zij zullen gesprongen hebben
Definition
they will have jumped(future perfect)
Term
ik zou gesprongen hebben
Definition
I would have jumped(conditional future perfect)
Term
jij zou gesprongen hebben
Definition
you(singular) would have jumped(conditional future perfect)
Term
hij zou gesprongen hebben
Definition
he would have jumped(conditional future perfect)
Term
wij zouden gesprongen hebben
Definition
we would have jumped(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gesprongen hebben
Definition
you(plural) would have jumped(conditional future perfect)
Term
zij zouden gesprongen hebben
Definition
they would have jumped(conditional future perfect)
Term
spring
Definition
jump(imperative)
Supporting users have an ad free experience!