Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for grow
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
09/26/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik groei
Definition
I grow(indicative present)
Term
jij groeit
Definition
you(singular) grow(indicative present)
Term
hij groeit
Definition
he grows(indicative present)
Term
wij groeien
Definition
we grow(indicative present)
Term
jullie groeien
Definition
you(plural) grow(indicative present)
Term
zij groeien
Definition
they grow(indicative present)
Term
ik groeide
Definition
I grew(indicative past)
Term
jij groeide
Definition
you(singular) grew(indicative past)
Term
hij groeide
Definition
he grew(indicative past)
Term
wij groeiden
Definition
we grew(indicative past)
Term
jullie groeiden
Definition
you(plural) grew(indicative past)
Term
zij groeiden
Definition
they grew(indicative past)
Term
ik heb gegroeid
Definition
I have grown(indicative present perfect)
Term
jij hebt gegroeid
Definition
you(singular) have grown(indicative present perfect)
Term
hij heeft gegroeid
Definition
he has grown(indicative present perfect)
Term
wij hebben gegroeid
Definition
we have grown(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gegroeid
Definition
you(plural) have grown(indicative present perfect)
Term
zij hebben gegroeid
Definition
they have grown(indicative present perfect)
Term
ik had gegroeid
Definition
I had grown(indicative past perfect)
Term
jij had gegroeid
Definition
you(singular) had grown(indicative past perfect)
Term
hij had gegroeid
Definition
he had grown(indicative past perfect)
Term
wij hadden gegroeid
Definition
we had grown(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gegroeid
Definition
you(plural) had grown(indicative past perfect)
Term
zij hadden gegroeid
Definition
they had grown(indicative past perfect)
Term
ik zal groeien
Definition
I will grow(indicative future)
Term
jij zult groeien
Definition
you(singular) will grow(indicative future)
Term
hij zal groeien
Definition
he will grow(indicative future)
Term
wij zullen groeien
Definition
we will grow(indicative future)
Term
jullie zullen groeien
Definition
you(plural) will grow(indicative future)
Term
zij zullen groeien
Definition
they will grow(indicative future)
Term
ik zou groeien
Definition
I would grow(conditional future)
Term
jij zou groeien
Definition
you(singular) would grow(conditional future)
Term
hij zou groeien
Definition
he would grow(conditional future)
Term
wij zouden groeien
Definition
we would grow(conditional future)
Term
jullie zouden groeien
Definition
you(plural) would grow(conditional future)
Term
zij zouden groeien
Definition
they would grow(conditional future)
Term
ik zal gegroeid hebben
Definition
I will have grown(future perfect)
Term
jij zult gegroeid hebben
Definition
you(singular) will have grown(future perfect)
Term
hij zal gegroeid hebben
Definition
he will have grown(future perfect)
Term
wij zullen gegroeid hebben
Definition
we will have grown(future perfect)
Term
jullie zullen gegroeid hebben
Definition
you(plural) will have grown(future perfect)
Term
zij zullen gegroeid hebben
Definition
they will have grown(future perfect)
Term
ik zou gegroeid hebben
Definition
I would have grown(conditional future perfect)
Term
jij zou gegroeid hebben
Definition
you(singular) would have grown(conditional future perfect)
Term
hij zou gegroeid hebben
Definition
he would have grown(conditional future perfect)
Term
wij zouden gegroeid hebben
Definition
we would have grown(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gegroeid hebben
Definition
you(plural) would have grown(conditional future perfect)
Term
zij zouden gegroeid hebben
Definition
they would have grown(conditional future perfect)
Term
groei
Definition
grow(imperative)
Supporting users have an ad free experience!