Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for give
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/20/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik geef
Definition
I give(indicative present)
Term
jij geeft
Definition
you(singular) give(indicative present)
Term
hij geeft
Definition
he gives(indicative present)
Term
wij geven
Definition
we give(indicative present)
Term
jullie geven
Definition
you(plural) give(indicative present)
Term
zij geven
Definition
they give(indicative present)
Term
ik gaf
Definition
I gave(indicative past)
Term
jij gaf
Definition
you(singular) gave(indicative past)
Term
hij gaf
Definition
he gave(indicative past)
Term
wij gaven
Definition
we gave(indicative past)
Term
jullie gaven
Definition
you(plural) gave(indicative past)
Term
zij gaven
Definition
they gave(indicative past)
Term
ik heb gegeven
Definition
I have given(indicative present perfect)
Term
jij hebt gegeven
Definition
you(singular) have given(indicative present perfect)
Term
hij heeft gegeven
Definition
he has given(indicative present perfect)
Term
wij hebben gegeven
Definition
we have given(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gegeven
Definition
you(plural) have given(indicative present perfect)
Term
zij hebben gegeven
Definition
they have given(indicative present perfect)
Term
ik had gegeven
Definition
I had given(indicative past perfect)
Term
jij had gegeven
Definition
you(singular) had given(indicative past perfect)
Term
hij had gegeven
Definition
he had given(indicative past perfect)
Term
wij hadden gegeven
Definition
we had given(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gegeven
Definition
you(plural) had given(indicative past perfect)
Term
zij hadden gegeven
Definition
they had given(indicative past perfect)
Term
ik zal geven
Definition
I will give(indicative future)
Term
jij zult geven
Definition
you(singular) will give(indicative future)
Term
hij zal geven
Definition
he will give(indicative future)
Term
wij zullen geven
Definition
we will give(indicative future)
Term
jullie zullen geven
Definition
you(plural) will give(indicative future)
Term
zij zullen geven
Definition
they will give(indicative future)
Term
ik zou geven
Definition
I would give(conditional future)
Term
jij zou geven
Definition
you(singular) would give(conditional future)
Term
hij zou geven
Definition
he would give(conditional future)
Term
wij zouden geven
Definition
we would give(conditional future)
Term
jullie zouden geven
Definition
you(plural) would give(conditional future)
Term
zij zouden geven
Definition
they would give(conditional future)
Term
ik zal gegeven hebben
Definition
I will have given(future perfect)
Term
jij zult gegeven hebben
Definition
you(singular) will have given(future perfect)
Term
hij zal gegeven hebben
Definition
he will have given(future perfect)
Term
wij zullen gegeven hebben
Definition
we will have given(future perfect)
Term
jullie zullen gegeven hebben
Definition
you(plural) will have given(future perfect)
Term
zij zullen gegeven hebben
Definition
they will have given(future perfect)
Term
ik zou gegeven hebben
Definition
I would have given(conditional future perfect)
Term
jij zou gegeven hebben
Definition
you(singular) would have given(conditional future perfect)
Term
hij zou gegeven hebben
Definition
he would have given(conditional future perfect)
Term
wij zouden gegeven hebben
Definition
we would have given(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gegeven hebben
Definition
you(plural) would have given(conditional future perfect)
Term
zij zouden gegeven hebben
Definition
they would have given(conditional future perfect)
Term
geef
Definition
give(imperative)
Supporting users have an ad free experience!