Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for break
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik breek
Definition
I break(indicative present)
Term
jij breekt
Definition
you(singular) break(indicative present)
Term
hij breekt
Definition
he breaks(indicative present)
Term
wij breken
Definition
we break(indicative present)
Term
jullie breken
Definition
you(plural) break(indicative present)
Term
zij breken
Definition
they break(indicative present)
Term
ik brak
Definition
I broke(indicative past)
Term
jij brak
Definition
you(singular) broke(indicative past)
Term
hij brak
Definition
he broke(indicative past)
Term
wij braken
Definition
we broke(indicative past)
Term
jullie braken
Definition
you(plural) broke(indicative past)
Term
zij braken
Definition
they broke(indicative past)
Term
ik heb gebroken
Definition
I have broken(indicative present perfect)
Term
jij hebt gebroken
Definition
you(singular) have broken(indicative present perfect)
Term
hij heeft gebroken
Definition
he has broken(indicative present perfect)
Term
wij hebben gebroken
Definition
we have broken(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gebroken
Definition
you(plural) have broken(indicative present perfect)
Term
zij hebben gebroken
Definition
they have broken(indicative present perfect)
Term
ik had gebroken
Definition
I had broken(indicative past perfect)
Term
jij had gebroken
Definition
you(singular) had broken(indicative past perfect)
Term
hij had gebroken
Definition
he had broken(indicative past perfect)
Term
wij hadden gebroken
Definition
we had broken(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gebroken
Definition
you(plural) had broken(indicative past perfect)
Term
zij hadden gebroken
Definition
they had broken(indicative past perfect)
Term
ik zal breken
Definition
I will break(indicative future)
Term
jij zult breken
Definition
you(singular) will break(indicative future)
Term
hij zal breken
Definition
he will break(indicative future)
Term
wij zullen breken
Definition
we will break(indicative future)
Term
jullie zullen breken
Definition
you(plural) will break(indicative future)
Term
zij zullen breken
Definition
they will break(indicative future)
Term
ik zou breken
Definition
I would break(conditional future)
Term
jij zou breken
Definition
you(singular) would break(conditional future)
Term
hij zou breken
Definition
he would break(conditional future)
Term
wij zouden breken
Definition
we would break(conditional future)
Term
jullie zouden breken
Definition
you(plural) would break(conditional future)
Term
zij zouden breken
Definition
they would break(conditional future)
Term
ik zal gebroken hebben
Definition
I will have broken(future perfect)
Term
jij zult gebroken hebben
Definition
you(singular) will have broken(future perfect)
Term
hij zal gebroken hebben
Definition
he will have broken(future perfect)
Term
wij zullen gebroken hebben
Definition
we will have broken(future perfect)
Term
jullie zullen gebroken hebben
Definition
you(plural) will have broken(future perfect)
Term
zij zullen gebroken hebben
Definition
they will have broken(future perfect)
Term
ik zou gebroken hebben
Definition
I would have broken(conditional future perfect)
Term
jij zou gebroken hebben
Definition
you(singular) would have broken(conditional future perfect)
Term
hij zou gebroken hebben
Definition
he would have broken(conditional future perfect)
Term
wij zouden gebroken hebben
Definition
we would have broken(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gebroken hebben
Definition
you(plural) would have broken(conditional future perfect)
Term
zij zouden gebroken hebben
Definition
they would have broken(conditional future perfect)
Term
breek
Definition
break(imperative)
Supporting users have an ad free experience!