Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for blow
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/16/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik blaas
Definition
I blow(indicative present)
Term
jij blaast
Definition
you(singular) blow(indicative present)
Term
hij blaast
Definition
he blows(indicative present)
Term
wij blazen
Definition
we blow(indicative present)
Term
jullie blazen
Definition
you(plural) blow(indicative present)
Term
zij blazen
Definition
they blow(indicative present)
Term
ik blies
Definition
I blew(indicative past)
Term
jij blies
Definition
you(singular) blew(indicative past)
Term
hij blies
Definition
he blew(indicative past)
Term
wij bliezen
Definition
we blew(indicative past)
Term
jullie bliezen
Definition
you(plural) blew(indicative past)
Term
zij bliezen
Definition
they blew(indicative past)
Term
ik heb geblazen
Definition
I have blown(indicative present perfect)
Term
jij hebt geblazen
Definition
you(singular) have blown(indicative present perfect)
Term
hij heeft geblazen
Definition
he has blown(indicative present perfect)
Term
wij hebben geblazen
Definition
we have blown(indicative present perfect)
Term
jullie hebben geblazen
Definition
you(plural) have blown(indicative present perfect)
Term
zij hebben geblazen
Definition
they have blown(indicative present perfect)
Term
ik had geblazen
Definition
I had blown(indicative past perfect)
Term
jij had geblazen
Definition
you(singular) had blown(indicative past perfect)
Term
hij had geblazen
Definition
he had blown(indicative past perfect)
Term
wij hadden geblazen
Definition
we had blown(indicative past perfect)
Term
jullie hadden geblazen
Definition
you(plural) had blown(indicative past perfect)
Term
zij hadden geblazen
Definition
they had blown(indicative past perfect)
Term
ik zal blazen
Definition
I will blow(indicative future)
Term
jij zult blazen
Definition
you(singular) will blow(indicative future)
Term
hij zal blazen
Definition
he will blow(indicative future)
Term
wij zullen blazen
Definition
we will blow(indicative future)
Term
jullie zullen blazen
Definition
you(plural) will blow(indicative future)
Term
zij zullen blazen
Definition
they will blow(indicative future)
Term
ik zou blazen
Definition
I would blow(conditional future)
Term
jij zou blazen
Definition
you(singular) would blow(conditional future)
Term
hij zou blazen
Definition
he would blow(conditional future)
Term
wij zouden blazen
Definition
we would blow(conditional future)
Term
jullie zouden blazen
Definition
you(plural) would blow(conditional future)
Term
zij zouden blazen
Definition
they would blow(conditional future)
Term
ik zal geblazen hebben
Definition
I will have blown(future perfect)
Term
jij zult geblazen hebben
Definition
you(singular) will have blown(future perfect)
Term
hij zal geblazen hebben
Definition
he will have blown(future perfect)
Term
wij zullen geblazen hebben
Definition
we will have blown(future perfect)
Term
jullie zullen geblazen hebben
Definition
you(plural) will have blown(future perfect)
Term
zij zullen geblazen hebben
Definition
they will have blown(future perfect)
Term
ik zou geblazen hebben
Definition
I would have blown(conditional future perfect)
Term
jij zou geblazen hebben
Definition
you(singular) would have blown(conditional future perfect)
Term
hij zou geblazen hebben
Definition
he would have blown(conditional future perfect)
Term
wij zouden geblazen hebben
Definition
we would have blown(conditional future perfect)
Term
jullie zouden geblazen hebben
Definition
you(plural) would have blown(conditional future perfect)
Term
zij zouden geblazen hebben
Definition
they would have blown(conditional future perfect)
Term
blaas
Definition
blow(imperative)
Supporting users have an ad free experience!