Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for arrest
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
09/16/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik arresteer
Definition
I arrest(indicative present)
Term
jij arresteert
Definition
you(singular) arrest(indicative present)
Term
hij arresteert
Definition
he arrests(indicative present)
Term
wij arresteren
Definition
we arrest(indicative present)
Term
jullie arresteren
Definition
you(plural) arrest(indicative present)
Term
zij arresteren
Definition
they arrest(indicative present)
Term
ik arresteerde
Definition
I arrested(indicative past)
Term
jij arresteerde
Definition
you(singular) arrested(indicative past)
Term
hij arresteerde
Definition
he arrested(indicative past)
Term
wij arresteerden
Definition
we arrested(indicative past)
Term
jullie arresteerden
Definition
you(plural) arrested(indicative past)
Term
zij arresteerden
Definition
they arrested(indicative past)
Term
ik heb gearresteerd
Definition
I have arrested(indicative present perfect)
Term
jij hebt gearresteerd
Definition
you(singular) have arrested(indicative present perfect)
Term
hij heeft gearresteerd
Definition
he has arrested(indicative present perfect)
Term
wij hebben gearresteerd
Definition
we have arrested(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gearresteerd
Definition
you(plural) have arrested(indicative present perfect)
Term
zij hebben gearresteerd
Definition
they have arrested(indicative present perfect)
Term
ik had gearresteerd
Definition
I had arrested(indicative past perfect)
Term
jij had gearresteerd
Definition
you(singular) had arrested(indicative past perfect)
Term
hij had gearresteerd
Definition
he had arrested(indicative past perfect)
Term
wij hadden gearresteerd
Definition
we had arrested(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gearresteerd
Definition
you(plural) had arrested(indicative past perfect)
Term
zij hadden gearresteerd
Definition
they had arrested(indicative past perfect)
Term
ik zal arresteren
Definition
I will arrest(indicative future)
Term
jij zult arresteren
Definition
you(singular) will arrest(indicative future)
Term
hij zal arresteren
Definition
he will arrest(indicative future)
Term
wij zullen arresteren
Definition
we will arrest(indicative future)
Term
jullie zullen arresteren
Definition
you(plural) will arrest(indicative future)
Term
zij zullen arresteren
Definition
they will arrest(indicative future)
Term
ik zou arresteren
Definition
I would arrest(conditional future)
Term
jij zou arresteren
Definition
you(singular) would arrest(conditional future)
Term
hij zou arresteren
Definition
he would arrest(conditional future)
Term
wij zouden arresteren
Definition
we would arrest(conditional future)
Term
jullie zouden arresteren
Definition
you(plural) would arrest(conditional future)
Term
zij zouden arresteren
Definition
they would arrest(conditional future)
Term
ik zal gearresteerd hebben
Definition
I will have arrested(future perfect)
Term
jij zult gearresteerd hebben
Definition
you(singular) will have arrested(future perfect)
Term
hij zal gearresteerd hebben
Definition
he will have arrested(future perfect)
Term
wij zullen gearresteerd hebben
Definition
we will have arrested(future perfect)
Term
jullie zullen gearresteerd hebben
Definition
you(plural) will have arrested(future perfect)
Term
zij zullen gearresteerd hebben
Definition
they will have arrested(future perfect)
Term
ik zou gearresteerd hebben
Definition
I would have arrested(conditional future perfect)
Term
jij zou gearresteerd hebben
Definition
you(singular) would have arrested(conditional future perfect)
Term
hij zou gearresteerd hebben
Definition
he would have arrested(conditional future perfect)
Term
wij zouden gearresteerd hebben
Definition
we would have arrested(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gearresteerd hebben
Definition
you(plural) would have arrested(conditional future perfect)
Term
zij zouden gearresteerd hebben
Definition
they would have arrested(conditional future perfect)
Term
arresteer
Definition
arrest(imperative)
Supporting users have an ad free experience!