Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for accuse
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik beschuldig
Definition
I accuse(indicative present)
Term
jij beschuldigt
Definition
you(singular) accuse(indicative present)
Term
hij beschuldigt
Definition
he accuses(indicative present)
Term
wij beschuldigen
Definition
we accuse(indicative present)
Term
jullie beschuldigen
Definition
you(plural) accuse(indicative present)
Term
zij beschuldigen
Definition
they accuse(indicative present)
Term
ik beschuldigde
Definition
I accused(indicative past)
Term
jij beschuldigde
Definition
you(singular) accused(indicative past)
Term
hij beschuldigde
Definition
he accused(indicative past)
Term
wij beschuldigden
Definition
we accused(indicative past)
Term
jullie beschuldigden
Definition
you(plural) accused(indicative past)
Term
zij beschuldigden
Definition
they accused(indicative past)
Term
ik heb beschuldigd
Definition
I have accused(indicative present perfect)
Term
jij hebt beschuldigd
Definition
you(singular) have accused(indicative present perfect)
Term
hij heeft beschuldigd
Definition
he has accused(indicative present perfect)
Term
wij hebben beschuldigd
Definition
we have accused(indicative present perfect)
Term
jullie hebben beschuldigd
Definition
you(plural) have accused(indicative present perfect)
Term
zij hebben beschuldigd
Definition
they have accused(indicative present perfect)
Term
ik had beschuldigd
Definition
I had accused(indicative past perfect)
Term
jij had beschuldigd
Definition
you(singular) had accused(indicative past perfect)
Term
hij had beschuldigd
Definition
he had accused(indicative past perfect)
Term
wij hadden beschuldigd
Definition
we had accused(indicative past perfect)
Term
jullie hadden beschuldigd
Definition
you(plural) had accused(indicative past perfect)
Term
zij hadden beschuldigd
Definition
they had accused(indicative past perfect)
Term
ik zal beschuldigen
Definition
I will accuse(indicative future)
Term
jij zult beschuldigen
Definition
you(singular) will accuse(indicative future)
Term
hij zal beschuldigen
Definition
he will accuse(indicative future)
Term
wij zullen beschuldigen
Definition
we will accuse(indicative future)
Term
jullie zullen beschuldigen
Definition
you(plural) will accuse(indicative future)
Term
zij zullen beschuldigen
Definition
they will accuse(indicative future)
Term
ik zou beschuldigen
Definition
I would accuse(conditional future)
Term
jij zou beschuldigen
Definition
you(singular) would accuse(conditional future)
Term
hij zou beschuldigen
Definition
he would accuse(conditional future)
Term
wij zouden beschuldigen
Definition
we would accuse(conditional future)
Term
jullie zouden beschuldigen
Definition
you(plural) would accuse(conditional future)
Term
zij zouden beschuldigen
Definition
they would accuse(conditional future)
Term
ik zal beschuldigd hebben
Definition
I will have accused(future perfect)
Term
jij zult beschuldigd hebben
Definition
you(singular) will have accused(future perfect)
Term
hij zal beschuldigd hebben
Definition
he will have accused(future perfect)
Term
wij zullen beschuldigd hebben
Definition
we will have accused(future perfect)
Term
jullie zullen beschuldigd hebben
Definition
you(plural) will have accused(future perfect)
Term
zij zullen beschuldigd hebben
Definition
they will have accused(future perfect)
Term
ik zou beschuldigd hebben
Definition
I would have accused(future conditional perfect)
Term
jij zou beschuldigd hebben
Definition
you(singular) would have accused(future conditional perfect)
Term
hij zou beschuldigd hebben
Definition
he would have accused(future conditional perfect)
Term
wij zouden beschuldigd hebben
Definition
we would have accused(future conditional perfect)
Term
jullie zouden beschuldigd hebben
Definition
you(plural) would have accused(future conditional perfect)
Term
zij zouden beschuldigd hebben
Definition
they would have accused(future conditional perfect)
Term
beschuldig
Definition
accuse(imperative)
Supporting users have an ad free experience!