| Term 
 | Definition 
 
        |   
Het onderzoeksproces: de testafname, het testonderzoek is in een bepaalde mate een gesystematiseerde, geobjectiveerde en gestandaardiseerde gedragsobservatie van een persoon in een experimentele situatie
Het instrument: de psychodiagnostische standaardprocedure volgens welke een opdracht of een reeks opdrachten wordt afgenomen volgens de voorschriften in de testinstructie om systematisch gedrag uit te lokken   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   De testsituatie is van te voren vrij precies vastgelegd door de proefleider. dit is van nut omdat je zo de reactie van het kind kan vergelijken met de reacties van andere kinderen in dezelfde situatie. ook kan je daardoor dezelfde test twee keer afnemen en dan vergelijken of er een progressie is.   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   de proefleider observeert de reactie van een kind tijdens het testonderzoek op een aantal zorgvuldig uitgezochte aangeboden testitems. ondertussen observeer je of bepaalde factoren invloed hebben op de testuitslag. hiermee kun je een uitspraak doen of je wel of niet een valide testuitslag hebt   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   Nadat de test is afgenomen ga je reacties zo objectief mogelijk vergelijken mbv de scorelijsten en dan vergelijk je vervolgens de reacties met normen, standaarden en criteria om uiteindelijk vast te kunnen stellen hoe deze zich verhouden tot de normen en criteria van de standaarden   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 
        |   
Doelen van een test als instrument(3)   |  | Definition 
 
        |   
Bepalen in hoeverre het theoretische begrip van toepassing is bij het kind. (Heeft het kind voldoende cognitieve mogelijkheden) (Begripsvaliditeit)
Een bepaalde vergelijking met andere proefpersonen mogelijk maken (Kwaliteit van de normen)
Voorspellen, een uitspraak doen over het te verwachten gedrag of belevingen van de proefpersoon buiten de testsituatie (criteriumvaliditeit, predictieve validiteit: kan gaan over het heden, verleden en de toekomst)   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 
        |   
Psychometrische eigenschappen van een test   |  | Definition 
 
        |   De normen, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   Procedure waarmee onderzoek wordt gedaan naar de leervorderingen oftewel kennis en vaardigheden die door middel van onderwijs of training worden overgebracht   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   een genormeerde test waarmee op gestandaardiseerde wijze informatie wordt verwerkt   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 
        |   
Overeenkomsten tussen test en vragenlijst   |  | Definition 
 
        |   - Gestandaardiseerd- Genormeerd
 - Vragenlijsten zijn vaak ook gebaseerd op een theoretisch construct, maar niet altijd
   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 
        |   
Verschillen test en vragenlijst   |  | Definition 
 
        |   De informatiebron- test is directief en objectief
 - vragenlijst is indirect en subjectief
   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   het doel is vooraf vastgesteld en er wordt een bepaalde methode gebruik om te observeren. Er zit een element van interventie in.   |  | 
        |  | 
        
        | Term 
 
        |   
Uiterlijk waarneembaar gedrag & innerlijk waarneembaar gedrag   |  | Definition 
 | 
        |  | 
        
        | Term 
 | Definition 
 
        |   registratie op vaste, korte momenten waarop simpelweg wordt genoteerd of het gedrag zich wel of niet voordoet en eventueel hoe intens het gedrag is   |  | 
        |  |