Term
|
Definition
(bijvoeglijk naamwoord) iets wat verbaal is, gebeurt met woorden |
|
|
Term
|
Definition
| de keer dat iemand met een ander contact heeft |
|
|
Term
|
Definition
| een aantal openbare lezingen over één onderwerp = het symposium |
|
|
Term
|
Definition
| iemand die in dezelfde beroep werkt |
|
|
Term
|
Definition
| heel sterk de aandacht vragen [iets of iemand dringt zich op (aan of naar iemand)] |
|
|
Term
|
Definition
| contact met iemand maken in een professionele omgeving |
|
|
Term
|
Definition
| de invloed die iemand heeft door zijn baan of zijn rol; de kracht om iets to doen; in de wiskunde 2 tot de derde macht is 2x2x2 |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| bepalen hoe groot, lang, warm, snel enz. iets is; lang zijn [hij meet 1 meter 85]; zich kunnen meten met iemand: even sterk of goed zijn als iemand |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
| de situatie dat mensen op elkaar reageren |
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] bij onbewust gedrag den je niet na, en weet je niet wat je doet, in tegenstelling van bewust |
|
|
Term
|
Definition
| zorgen dat iets er niet meer is |
|
|
Term
|
Definition
| de situatie dat je iets liever het dan iets anders |
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] iemand die neutraal is, is niet voor of tegen; neutrale zaken vallen niet op (bv. een jas in een neutrale kleur) |
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] oppervlakkige mensen praten allen over onbelangrijke zaken |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] als iets gemeenschappelijlk is, is het van meer mensen = gezamenlijk |
|
|
Term
|
Definition
| iemand me wie je werkt, sport, speelt enz.; de man of vrouw met wie je samenleeft |
|
|
Term
|
Definition
| het feit dat iets mag = de goedkeuring |
|
|
Term
|
Definition
| even stoppen met iets = pauzeren [iemand onderbreekt iets]; even laten stoppen [iemand onderbreekt iets of iemand] |
|
|
Term
|
Definition
| de nadruk leggen op iets = beklemtonen |
|
|
Term
|
Definition
| plotseling stoppen [iets stokt, bv. zijn adem stokte toen hij opeens zichzelf op tv zag.] |
|
|
Term
|
Definition
| een paal met drie lampen bij een kruispunt die aangeven of je moet stoppen of dat je mag doorrijden |
|
|
Term
|
Definition
| een bakje waarin je de as van je sigaret doet |
|
|
Term
|
Definition
| iets dat ergens in zit, bijv. in een pak of in een doos; de hoeveelheid die ergens in kan; iets wat in een tekst staat, bijv. in een boek |
|
|
Term
|
Definition
| op een bepaalde plaats; op een bepaalde manier; (een woordje dat gebruikt wordt samen met een voorzetsel) iets, bijv. kan ik u ergens mee helpen? of Misschien ligt het papier wel ergens onder? |
|
|
Term
|
Definition
| in een andere positie gaan of liggen of staan |
|
|
Term
|
Definition
| geluid maken met een toeter = claxonneren |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
[bijwoord] natuurlijk = uiteraard |
|
|
Term
|
Definition
| door breken kapotgaan [iets breekt door]; plotseling bekend wordt [iemand breekt door]; iets wat altijd op een bepaalde manier ging, plotseling veranderen [iemand doorbreekt iets] |
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] iets wat je impliciet zegt, zeg je op een verborgen manier |
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] iets wat onzichtbaar is, kun je niet zien |
|
|
Term
|
Definition
| denken dat iemand of iets minder of slechter is dan hij, zij of het in werkelijkheid is, in tegenstelling van overschatten [iemand onderschat iemand of iets] |
|
|
Term
|
Definition
| de manier waarop een machine in elkaar zit en werkt |
|
|
Term
|
Definition
[bijwoord] over de buitenkant van iets; hoger dan de bovenkant van iets; voorbij |
|
|
Term
|
Definition
| een teken om iets te doen = het sein |
|
|
Term
|
Definition
| een afgesloten deel voor reizigers in de trein; de manier waarop iemands haar is geknipt; een breed glas, bijv. voor ijs en vruchten |
|
|
Term
|
Definition
| een bus, trein, auto in gaan [iemand stapt in] |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] iets wat vriendschappelijk is, gebeurt vanuit vriendschap |
|
|
Term
|
Definition
| de keer dat twee voertuigen, vooral auto's tegen elkaar aan botsen |
|
|
Term
|
Definition
| de manier waarop iemand iets begrijpt of uitlegt |
|
|
Term
|
Definition
| kracht of gewicht achter iets of iemand zetten waardoor dat voorwerp of die persoon gaat bewegen [iemand duwt iets of iemand] |
|
|
Term
|
Definition
| een beweging die iets uitdrukt (bv. Zij maakte een gebaar dat ik weg moest.); een teken dat je het goede wilt = de geste (bv. De vriendelijke brief van de directeur vind ik een mooi gebaar.) |
|
|
Term
|
Definition
| de producten waarmee je iets laadt (bv. Ze heeft een lading grond besteld voor haar tuin.); de gevoelens die er zijn, maar die niet direct getoond worden (bv. Het boek had een sterke politieke lading.) |
|
|
Term
|
Definition
| informatie over een product met he doel dat mensen dat product gaan kopen |
|
|
Term
|
Definition
| de woorden waarmee mensen zeggen dat ze blij zijn met wat je gedaan hebt = de lof |
|
|
Term
|
Definition
|
|
Term
|
Definition
[bijvoeglijk naamwoord] iets wat matig is, is niet erg veel of niet erg goed |
|
|
Term
|
Definition
| ergens meubels plaatsen, zodat je er kunt gaan wonen [iemand richt een huis of een kamer in] |
|
|
Term
|
Definition
|
|