Term
| Noem de 3 benaderingen van cognitieve ontwikkeling tijdens de adolescentie. |
|
Definition
- de Piagetiaanse benadering - de informatieverwerkingsbenadering - de psychometrische benadering |
|
|
Term
| Waarin is men geïnteresseerd in de Piagetiaanse benadering? |
|
Definition
| In de ontwikkelingspsychologische veranderingen die zich manifesteren in de wijze waarop vraagstukken worden aangepakt. Het gaat m.n. om de soorten redeneringen die adolescenten gebruiken en de verschillen in denktrant met voorafgaande periodes in de ontwikkeling. |
|
|
Term
| Waarin is men geïnteresseerd in de Piagetiaanse benadering? |
|
Definition
| In de ontwikkelingspsychologische veranderingen die zich manifesteren in de wijze waarop vraagstukken worden aangepakt. Het gaat m.n. om de soorten redeneringen die adolescenten gebruiken en de verschillen in denktrant met voorafgaande periodes in de ontwikkeling. Gaat uit van kwalitatieve veranderingenin de cognitieve structuren. |
|
|
Term
| Waar richt de informatieverwerkingsbenadering zich op? |
|
Definition
| Richt zich op veranderingen in de capaciteit van het cognitieve systeem en op veranderingen in de efficiëntie en organisatie van cognitieve processen. |
|
|
Term
| Waar is de psychometrische benadering in geïnteresseerd? |
|
Definition
| In het vaststellen van het niveau van cognitief functioneren van adolescenten en gebruikt daarbij testen als meetinstrumenten om de intellectuele capaciteiten van adolescenten zoals die op een bepaald moment aanwezig zijn zo betrouwbaar mogelijk vast te stellen. Richt zich meer op verschillen tussen individuen dan op algemene wetmatigheden. |
|
|
Term
| Piaget: gaat het opdoen van nieuwe kennis actief of passief in zijn theorie? |
|
Definition
| Nieuwe kennis wordt actief geconstrueerd i.p.v. passief. Het wordt ook wel de constructivistische theorie genoemd. |
|
|
Term
| Op welke 3 vooronderstellingen is de theorie van Piaget gebaseerd? |
|
Definition
1) Cognitief functioneren is een proces van aanpassen aan de omgeving: adaptatie; 2) Tijdens de ontwikkeling van baby naar volwassene ontstaan kwalitatief nieuwe cognitieve structuren; 3) De ontwikkeling van kwalitatief nieuwe cognitieve structuren verloopt in een vaste opeenvolging van stadia. |
|
|
Term
| Adaptatie: Leg assimilatie en accommodatie uit. |
|
Definition
Assimilatie: de persoon past het gebruik of de waarneming van de omgeving aan zijn mogelijkheden aan. Aanpassing van het denkschema. Accommodatie: De persoon voegt zich naar de omgeving, zich door de omgeving laat beïnvloeden en tot nieuwe kennis en gedrag komt. Uitbreiding van het denkschema. |
|
|
Term
| Piaget: wat is een cognitieve structuur? |
|
Definition
| Door actief met zijn omgeving om te gaan ontwikkelt zich binnen het individu een onderling samenhangend geheel van begrippen en inzichten. |
|
|
Term
| Piaget: wat is een faseovergang? |
|
Definition
| Een ingrijpende verandering in cognitieve structuren. |
|
|
Term
| Noem de 4 ontwikkelingsfase van Piaget en de daarbij behorende leeftijden. |
|
Definition
- Senso-motorische fase (tot 18mnd) - Intuïtieve of preoperationele fase (18mnd-7j) - Concreet-operationele fase (7-12j) - Formeel-operationele fase (12j en ouder) |
|
|
Term
| Welke observatie van Piaget kreeg ondersteuning van Kuhn en wetenschappelijke navolging? |
|
Definition
| Het denken over denken-karakter van het formeel-operationele denken. |
|
|
Term
| Wat is contrafactisch denken? |
|
Definition
| De adolescent kan in de formeel-operationele fase denken over imaginaire situaties die radicaal afwijken van hoe ze op dit moment feitelijk zijn. |
|
|
Term
| Wat houdt hypothetisch-deductief denken in? |
|
Definition
| Nadenken door eerst hypothesen (vooronderstellingen) op te stellen en vervolgens deducties (gevolgtrekkingen) te maken. |
|
|
Term
| Wat is combinatorisch denken? |
|
Definition
| Men is in staat de voor een probleem relevante aspecten eerst uit elkaar te houden, om ze vervolgens op alle mogelijke manieren te combineren, en op basis van het wel of niet voorkomen van bepaalde combinaties causale verbanden af te leiden. |
|
|
Term
|
Definition
| De manier waarop men denkt over kennis. |
|
|
Term
| Hoe wordt cognitie vooral gezien in de informatieverwerkingsbenadering? |
|
Definition
| Als een geheel van verschillende functies waarin informatie wordt verwerkt. |
|
|
Term
| Welke 5 processen worden in de informatieverwerkingsbenadering ingezet om informatie te verwerken? |
|
Definition
- perceptie - executieve functies - langetermijngeheugen - metacognitie - strategieën |
|
|
Term
| Noem 3 executieve functies. |
|
Definition
| werkgeheugen, inhibitie, shifting. |
|
|
Term
| Hoe wordt cognitie gezien volgens de psychometrische benadering? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat was het doel van de eerste intelligentietest van Binet in 1905? |
|
Definition
| Een instrument waarmee kinderen konden worden geïdentificeerd die niet zouden kunnen meekomen in de klas. |
|
|
Term
| Waar gaat het bij fluid intelligence om? |
|
Definition
| Algemene vaardigheden zoals logisch redeneren, verbanden zien en het omgaan met nieuwe informatie. |
|
|
Term
| Waar gaat het bij crystallized intelligence om? |
|
Definition
| Verworven kennis (niet meer aan verandering onderhevige), zoals de kennis over hoofdsteden van landen. |
|
|
Term
| Welk onderscheid wordt er gemaakt tussen intelligentietesten? |
|
Definition
| Individuele afnames en schriftelijke (op de computer, vaak klassikaal) afnames. |
|
|
Term
| Noem de kleine intelligentieverschillen tussen jongens en meisjes. |
|
Definition
- meisjes scoren wat hoger op taken waarbij cijfers in codes moeten worden omgezet; -jongens scoren iets hoger op enkele verbale onderdelen; - jongens scoren iets hoger op het oplossen van abstracte puzzels; - jongens hebben vaker extreme scores: IQ<69, IQ>130. |
|
|
Term
| Waarom is het lastig om te onderzoeken of er intelligentieverschillen bestaan tussen culturen? |
|
Definition
| Omdat er geen cultuurvrije intelligentietest bestaan. In iedere test zit een mogelijke cultuur-bias. |
|
|
Term
| Wat is general intelligence (Spearman)? |
|
Definition
| De onderliggende (latente) eigenschap van personen die invloed hebben op de verschillende onderdelen van een intelligentietest. |
|
|
Term
| Wat is het mutualismemodel? |
|
Definition
| Niet een specifieke eigenschap van het individu (general intelligence) zorgt ervoor dat scores op intelligentietesten sterk op elkaar lijken, maar het proces van ontwikkeling waarbij de cognitieve functies elkaar wederzijds beïnvloeden. |
|
|
Term
| Wat betekent het Mattheus-effect voor de intelligentie? |
|
Definition
| Dat verschillen in cognitieve capaciteiten tussen individuen toenemen met de leeftijd. Kleine verschillen tussen kinderen op jonge leeftijd groeien uit tot grotere verschillen op latere leeftijd. |
|
|
Term
| Hoe is het Mattheus effect voor intelligentie te verklaren? |
|
Definition
| De keuze voor opleidingsniveau is afhankelijk van intelligentie. Hoe meer intelligentie hoe meer jaren opleiding je volgt. Voor ieder opleidingsjaar neemt de intelligentie 1 tot 5 IQ-punten toe. Intelligentie is dus te trainen. |
|
|
Term
| Geef 2 verklaringen voor intelligentie verschillen tussen jongens en meisjes. |
|
Definition
- evolutionair: vrouwen meer gericht op visuele details vanwege verzamelen voedsel. Mannen zouden door het jagen meer ruimtelijk gevoel hebben ontwikkeld.
- aangeboden speelgoed tijdens de kindertijd: jongens speelgoed meer gericht op stimulatie ruimtelijke vaardigheid (lego) en het spel van jongens is vaak ruimtelijker (voetbal). |
|
|
Term
| Waar staat volgens Wechsel intelligentie aan gelijk? |
|
Definition
| Het vermogen om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan. Hij ontwikkelde daarom intelligentietests. |
|
|
Term
| Is intelligentie wel of geen stabiele eigenschap van een persoon? |
|
Definition
|
|