Term
|
Definition
| De handeling van het denkproces. |
|
|
Term
|
Definition
| Het product van cognitieve processen. |
|
|
Term
| Wat zijn ontwikkelingspsychologische veranderingen? |
|
Definition
| Redeneringen die adolescenten gebruiken verschillen per levensfase, piagetiaanse benadering. |
|
|
Term
| Op welke gebieden doen zich veranderingen in capaciteit voor? |
|
Definition
| Op het gebied van efficiëntie en organisatie van cognitieve processen, informatieverwerkingsbenadering. |
|
|
Term
| Wat is de psychometrische benadering? |
|
Definition
| Vaststellen van het niveau van cognitief functioneren en dit vergelijken met leeftijdsgenoten. |
|
|
Term
| Wat zijn de veronderstellingen van Piaget over de ontwikkeling kwalitatieve veranderingen op het gebied van cognitief functioneren? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Cognitief functioneren past zich aan (adaptie) 2. Hoe ouder, hoe meer nieuwe cognitieve structuren 3. Ontwikkeling verloopt in fasen |
|
|
Term
| Waar bestaat adaptie uit? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Assimilatie 2. Accommodatie |
|
|
Term
|
Definition
| De persoon past de omgeving aan. |
|
|
Term
|
Definition
| De persoon voegt zich naar de omgeving. |
|
|
Term
| Wat zijn geinternaliseerde handelingen? |
|
Definition
| Denkoperaties, denken over handelingen wil niet zeggen dat je het daadwerkelijk uit hoeft te voeren, je kan het je ook voorstellen. |
|
|
Term
| Wat is cogntieve structuur? |
|
Definition
| Door actief met de omgeving om te gaan ontwikkelt het individu een samenhangend geheel van begrippen en inzichten. |
|
|
Term
| Zijn de onderlinge volgende van fasen voor ieder individu hetzelfde of niet? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat zijn de ontwikkelingsfasen van een individu? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Senso-motorische fase 2. Intuitieve / preoperationele fase 3. Fase van concrete denkoperaties 4. Fase van de formele denkoperaties |
|
|
Term
| Wat is de senso-motorische fase? |
|
Definition
| Een baby kan contact maken met de omgeving door gebruik van de zintuigen en motorische handelingen. |
|
|
Term
| Wat is de intuitieve / preoperationele fase? |
|
Definition
| Peuters en kleuters kunnen een innerlijke representative van dingen om hen heen maken, taal is een belangrijk hulpmiddel. |
|
|
Term
| Wat is de fase van concrete denkoperaties? |
|
Definition
| Oudere kinderen hebben bredere mogelijkheden tot representeren, omgeving actief veranderen, denkhandelingen verrichten, ordenen en classificeren. |
|
|
Term
| Wat is de fase van de formele denkoperaties? |
|
Definition
| Abstract denken, denkproces is hypothetisch deductief en combinatorisch denken. |
|
|
Term
| Waardoor worden wijze mensen gekenmerkt? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Uitgebreide feitelijke kennis 2. Uitgebreide procedurele kennis 3. Houden rekening met context 4. Houden rekening met verschillende prioriteiten 5. Om kunnen gaan met onzekerheden |
|
|
Term
| Wat heeft Pasupathi ontdekt? |
|
Definition
| Pasupathi heeft ontdekt dat ‘seeds of wisdom’ met name in de adolescentie ontkiemen. |
|
|
Term
|
Definition
| Je kunnen verplaatsen in andere mensen. |
|
|
Term
| Wat os de fasentheorie van Selman? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Voor 12 jaar 2. Vroege adolescentie 3. Later in de adolescentie |
|
|
Term
| Wat is structureel perspectief? |
|
Definition
| Je bent opgenomen in een patroon van interacties, maar je kan van buitenaf op jezelf kijken. |
|
|
Term
| Wat zegt Elkind over egocentrisme? |
|
Definition
| Volgens Elkind zijn niet alleen kinderen in de preoperationale fase egocentrisch, maar adolescenten ook. |
|
|
Term
| Wat is cognitief egocentrisme? |
|
Definition
| Het is lastig om als adolescent onderscheidt te maken tussen wat jou bezig houdt en wat andere bezig houdt. |
|
|
Term
| Hoe is cognitief egocentrisme vast te stellen bij adolescenten? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Ze hebben een imaginair publiek 2. Overwaardering van eigen gevoelens |
|
|
Term
| Waar komt cognitief egocentrisme volgens Lapsley uit voort? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Streven naar onafhankelijkheid 2. Ontwikkeling van perspectief |
|
|
Term
| Hoe verloopt informatieverwerking volgens het klassieke informatieverwerkingssysteem? |
|
Definition
|
|
Term
| Hoe verloopt informatieverwerking volgens het connectionistisch model? |
|
Definition
|
|
Term
| Hoe is het klassieke informatieverwerkingssystee opgebouwd volgens Atkinson en Shiffrin? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Informative wordt door het sensorische geheugen opgevangen 2. Kortetermijngeheugen (of werkgeheugen) 3. Langetermijngeheugen |
|
|
Term
| Wat bepaald er in het klassieke informatieverwerkingssysteem of er informatie verplaatst moet worden? |
|
Definition
| Een centraal besturingseenheid bepaald of informatie verplaatst moet worden tussen de drie opslagplaatsen in het klassieke informatieverwerkingssysteem. |
|
|
Term
| Hoe groot is de capaciteit van het langetermijngeheugen? |
|
Definition
| De capaciteit van het langetermijngeheugen is onbeperkt. |
|
|
Term
| Hoe groot is de capaciteit van het kortetermijngeheugen? |
|
Definition
| De capaciteit van het kortetermijngeheugen is zeer beperkt. |
|
|
Term
| Hoeveel items kunnen mensen onthouden? |
|
Definition
| Mensen kunnen zo’n 7 (+ of – 2) items onthouden. |
|
|
Term
| Wat zijn functionele eenheden? |
|
Definition
| Door middel van gebruik van strategiën kunnen er van bijv. cijfers combinaties gemaakt worden waardoor je meer getallen kunt onthouden. |
|
|
Term
| Hoe neemt de structurele capaciteit tijdens het leven toe of af? |
|
Definition
| De structurele capaciteit neemt toe tot aan middelbare leeftijd en daarna neemt het af. |
|
|
Term
| Waarom kunnen jongeren beter presteren dan kinderen op geheugentaken? |
|
Definition
| Jongeren hebben een grotere capaciteit dan kinderen, maar ook kunnen zij cognitieve inhibitie inzetten om beter te presteren. |
|
|
Term
| Wat is cognitieve inhibitie? |
|
Definition
| onderdrukken van niet-relevante stimuli. |
|
|
Term
| Wat zijn, naast cognitieve inhibitie, anderen redenen waarom jongeren hun capaciteit beter benutten? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Ze zijn in staat te weten hoe hun cognitieve systeem werkt 2. Door kennis kunnen zij strategiën beter toepassen |
|
|
Term
|
Definition
| Kennis over cognitie, zodat je beter informatie kan opslaan. |
|
|
Term
| Wat is comprehension monitoring? |
|
Definition
| Het registreren of men een tekst of handeling begrijpt of niet. |
|
|
Term
| Wat is cognitieve zelfregulering? |
|
Definition
| Op basis van een voortdurende registratie actief ingrijpen om een bepaald resultaat te behalen. |
|
|
Term
| Wat leren kinderen op de basisschool over het opslaan van informatie? |
|
Definition
| In de basisschoolperiode leren kinderen dat herhalen en ordenen van informatie gunstig is voor het onthouden ervan. |
|
|
Term
|
Definition
| Het zelf bewerken of verrijken van de te onthouden informatie. |
|
|
Term
| Wat is het voordeel van geautomatiseerde processen? |
|
Definition
| Processen die geautomatiseerd verlopen hebben geen bewuste aandacht meer nodig, daarmee komt er capaciteit vrij voor taken die wel aandacht vereisen. |
|
|
Term
| Wat zijn de informatieverwerkingsstappen van Crick en Dodge? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Encoding of clues 2. Interpretation of cues 3. Clarification of goals 4. Response access or construction 5. Response decision 6. Response enactment |
|
|
Term
| Wat is encoding of clues? |
|
Definition
| Kind richt de aandacht op de voor hem relevante aspecten van het gedrag van het andere kind |
|
|
Term
| Wat is interpretation of cues? |
|
Definition
| Kind stelt vast of er goede of slechte bedoelingen zijn |
|
|
Term
| Wat is clarification of goals? |
|
Definition
| Kind stelt het doel vast van eigen acties |
|
|
Term
| Wat is response access or construction? |
|
Definition
| Kind doorzoekt langetermijngeheugen op een mogelijk geschikte reactie |
|
|
Term
| Wat is response decision? |
|
Definition
| Er wordt een reactie gekozen uit het langetermijngeheugen nadat dit geevalueerd is |
|
|
Term
| Wat is response enactment? |
|
Definition
| De gekozen reactie wordt uitgevoerd. |
|
|
Term
| Welke twee soorten kinderen wijken af van de informatieverwerkingsstappen van Crick en Dogde? |
|
Definition
| 1. Te agressieve kinderen 2. Sociaal teruggetrokken kinderen |
|
|
Term
| Waardoor worden agressieve kinderen gekenmerkt? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Vaker denken dat een ander kwade bedoelingen heeft 2. Vaker doelen hebben om relaties te beschadigen 3. Minder strategieën hebben 4. Vaker kiezen voor antisocial strategieën (dwang of omkoping) |
|
|
Term
| Waardoor wordt intelligent bepaald? |
|
Definition
| Intelligentie wordt doorgaans bepaald door taken voor te leggen die gerelateerd zijn aan intelligent handelen. |
|
|
Term
| Wat dacht Guilford met betrekking tot intelligentie? |
|
Definition
| Sommige onderzoekers (zoals Guilford) dachten dat intelligentie uit meerdere onderdelen bestond (120). |
|
|
Term
| Wat heeft psychometrisch onderzoek aangetoont met betrekking tot intelligentieonderzoek? |
|
Definition
| Psychometrisch onderzoek heeft aangetoond dat er nauwkeurigere resultaten komen uit intelligentieonderzoek bij adolescenten, dan bij jonge kinderen. |
|
|
Term
| Wat is de hiërarchische theorie van Sternberg? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Componentiele intelligentie 2. Ervaringsintelligentie 3. Contextuele intelligentie |
|
|
Term
| Wat is componentiele intelligentie? |
|
Definition
| Vermogen tot redeneren in abstractive termen |
|
|
Term
| Wat is ervaringsintelligentie? |
|
Definition
| Vermogen om te leren van ervaringen |
|
|
Term
| Wat is contextuele intelligentie? |
|
Definition
| Capaciteit om zich aan te passen aan veranderende eisen van de omgeving |
|
|
Term
| Waardoor wordt de transitie van kind naar volwassene gekenmerkt? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Identiteit 2. Zelf-bewustzijn 3. Cognitieve flexibiliteit |
|
|
Term
| Waar kwamen onderzoekers tussen 1960 en 1970 achter? |
|
Definition
| Dat de hersenen niet volgroeit waren in de kindertijd, maar dat deze nog doorgroeide in de puberteit. |
|
|
Term
| Wat zijn de twee belangrijkste veranderingen tijdens de puberteit in de hersenen? |
|
Definition
| 1. Meer myeline 2. Alleen de verbindingen die daadwerkelijk gebruikt worden blijven in stand |
|
|
Term
| Wat doet de witte stof tijdens de adolescentie? |
|
Definition
| Witte stof neemt linear toe tijdens de adolescentie. |
|
|
Term
| Wat doet de grijze stof tijdens de adolescentie? |
|
Definition
| Grijze stof neemt niet linear af of toe, maar via een regiospecifiek patroon. |
|
|
Term
| Wannneer bereikt het volume van de grijze stof in de frontale en parietale lob een piek bij mannen en vrouwen? |
|
Definition
| Bij mannen rond het 12e levensjaar en bij vrouwen rond het 11e levensjaar, vervolgens neemt de grijze stof af. |
|
|
Term
| Wanneer bereikt het volume van de grijze stof in de temporale lob een piek? |
|
Definition
| Het volume van de grijze stof in de temporale lob bereikt een piek rond het 17e levensjaar. |
|
|
Term
| Wie hebben meer grijze stof: mannen of vrouwen? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is de executive function? |
|
Definition
| De capaciteit die het mogelijk maakt om onze gedrag en gedachten te coördineren. |
|
|
Term
| Wat coordineert de executive function? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Selectieve aandacht 2. Beslissingen nemen 3. Vrijwillige reactie inhibitie 4. Werkgeheugen |
|
|
Term
| Op welke gebieden ontstaan er tijdens de adolescentie betere prestaties? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Selectieve aandacht 2. Werkgeheugen 3. Probleemoplossend vermogen 4. Strategisch gedrag |
|
|
Term
| Wat introduceerde William James? |
|
Definition
| William James introduceerde het verschil tussen de zelf als subject (I-self) en als object (Me-self). |
|
|
Term
| Wat zijn de componenten van de I-self? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Zelf-bewustzijn 2. Zelf-agentschap 3. Zelf continuiteit 4. Zelf-coherentie |
|
|
Term
| Wat zijn de componenten van de Me-self? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Materialistische ik 2. Sociale ik 3. Spirituele ik |
|
|
Term
| Hoe leert een adolescent aan het begin van de adolescentie denken? |
|
Definition
| Tijdens het begin van de adolescentie leert een individu abstract te denken. |
|
|
Term
| Hoe leert een adolescent tijdens de midden adolescentie denken? |
|
Definition
| Tijdens de midden adolescentie leren individuen dat zijzelf verschillende rollen hebben in verschillende sociale contexten, daarnaast leren ze dat andere mensen hun beoordelen. |
|
|
Term
| Wat kan in de midden adolescentie leiden tot instabiliteit? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Conflicten 2. Zelf-representaties |
|
|
Term
| Hoe leert een adolescent tijdens de late adolescentie denken? |
|
Definition
| Een hoger niveau astract denken. |
|
|
Term
|
Definition
| Een overall evaluatie van iemands waarde als een persoon. |
|
|
Term
| Wat is de sociometer theory? |
|
Definition
| Zelfwaardering dient als een monitor voor sociale saamhorigheid, in hoeverre ben je geaccepteerd door de mensen in je omgeving. |
|
|
Term
| Wat is tijdens de adolescentie eerst vrij sterk, maar verschuift later in de adolescentie? |
|
Definition
| Tijdens de adolescentie is de link tussen opvoedstijl en zelfwaardering vrij sterk, maar dit verschuift naar de mening van peers. |
|
|
Term
| Op welke gebieden met betrekking tot zelfwaarde kunnen Interventies uitgevoerd worden? (2 punten) |
|
Definition
|
|
Term
| Op welke cognitieve determinanten kunnen interventies op aangrijpen? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Discrepantie tussen aspiraties en cometenties moet verkleind worden 2. Aanmoedigen van accurate zelfevaluaties 3. Potentieel voor verandering aantonen 4. Aandacht voor persoonlijke theorien van lage zelfwaarde |
|
|
Term
| Op welke sociale determinanten kunnen interventies op aangrijpen? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Verhogen van support 2. Focus op positieve meningen van anderen |
|
|
Term
| Erikson heeft een continuum bedacht, waar tussen? |
|
Definition
| Tussen idenity synthesis en identity confusion. |
|
|
Term
| Waar beschikt een adolescent over? |
|
Definition
| Tijdens de adolescentie beschikt een individu over de mogelijkheden om een identiteitscrisis te verkomen. |
|
|
Term
| Welke drie processen zijn nodig om een identiteitscrisis te voorkomen? |
|
Definition
| 1. Biologisch (seksuele volwassenheid) 2. Cognitief (abstract denken) 3. Sociaal (sociale verwachtingen) |
|
|
Term
| Waar had Marcia aandacht voor? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Kijken naar alternatieven 2. Investeren 3. Uitproberen |
|
|
Term
| Wat ben je volgens Marcia? |
|
Definition
| Volgens Marcia ben je van begin tot het einde van het leven bezig met het ontwikkelen van een identiteit. |
|
|
Term
| Welke twee patronen onderscheidt Elkind van egocentrisme van adolescenten? |
|
Definition
| 1. Persoonlijke fabel 2. Imaginair publiek |
|
|
Term
| Wat is een persoonlijke fabel? |
|
Definition
| Overtuiging dat het zelf uniek is, onkwetsbaar en almachtig |
|
|
Term
| Wat is imaginair publiek? |
|
Definition
| Het idee dat men altijd bekeken en geëvalueerd wordt door anderen |
|
|
Term
| Wat beschrijft de cognitieve theorie van adolescent egocentrisme? |
|
Definition
| Volgens de theorie leidt het denken in abstracties tot fantasieen over wat anderen mensen denken. Omdat de cognitieve vaardigheden echter nog niet optimaal zijn, slaagt de adolescent er niet in zijn eigen gedachten te onderscheiden van anderen (imaginair publiek). |
|
|
Term
| Wanneer reduceert het idee van het imaginair publiek? |
|
Definition
| Als de mogelijkheden om formeel te denken gevormd zijn, reduceert het idee van het denkbeeldig publiek. |
|
|
Term
| Wat voor een ervaringen spelen een rol bij het reduceren van verstoorde ideeën? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is de theorie van Selman? |
|
Definition
| Het innemen van een sociaal perspectief zijn verantwoordelijk voor de opkomst en verval van de persoonlijke fabel en het imaginair publiek |
|
|
Term
| Wanneer hebben de persoonlijke fabel en het imaginair publiek hun piek? |
|
Definition
| Tussen de leeftijd van 10 en 15 jaar. |
|
|
Term
|
Definition
| O’Connor denkt dat de bezorgdheid om het zelf en de sociale eisen van de indentiteitsontwikkeling leidt tot verwarring over de eigen zorgen en de zorgen van anderen, hierdoor heeft het individu een hogere gevoeligheid voor het imaginair publiek. |
|
|
Term
| Wat is het new look-model? |
|
Definition
| Persoonlijke fabel en imaginair publiek helpen bij het proces van loskomen van de ouders. |
|
|
Term
|
Definition
| De IAS geeft 12 korte scenario’s waarin respondenten worden geconfronteerd met karakteristieken van zichzelf naar anderen. |
|
|
Term
|
Definition
| De AES bestaat uit 15 items en bevat subschalen voor denkbeeldig publiek, persoonlijke fabels en een subschaal die zelfgefocuste ideeënvorming meet. |
|
|
Term
| Waar duiden hogere scores bij AES op? |
|
Definition
| Hogere scores op de AES kan een signaal zijn voor sociaal-cognitieve volwassenheid. |
|
|
Term
| Wat zijn problemen bij IAS en AES? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Beide negeren een bewonderend publiek 2. Men moet reageren op hypothetische situaties met weinig details |
|
|
Term
| Stijgen of dalen suicide cijfers in de adolescentie? |
|
Definition
|
|
Term
| Plegen meer mannen of vrouwen suicide? |
|
Definition
| Er plegen meer mannen dan vrouwen suicide. |
|
|
Term
| Wat is een suicide risk assessment? |
|
Definition
| Assessment om te bepalen wat het risico is op suicide en wat de beschermende factoren zijn. |
|
|
Term
| Wat zijn factoren die een risico vormen voor suicide? |
|
Definition
| 1. Suicidale intentie 2. Letale methode 3. Negatieve factoren 4. Motivatie 5. Persoonlijke factoren 6. Aandoening-gerelateerde factoren 8. Familie factoren 9. Demografische factoren |
|
|
Term
| Domein: Suicidale intentie - Noem de risico factoren (5 punten) |
|
Definition
| 1. Plannen 2. Voorkomen van ontdekken 3. Letale methode 4. Geen hulp zoeken 5. Final act |
|
|
Term
| Domein: Suicidale intentie - Noem de beschermende factoren (3 punten) |
|
Definition
| 1. Suicidal ideevorming 2. Acceptatie van geen-suicide-contract 3. Acceptatie van suicide-monitorings contract |
|
|
Term
| Domein: Letale methode - Noem de risico factoren (1 punt) |
|
Definition
| 1. Beschikking tot letale methoden |
|
|
Term
| Domein: Letale methode - Noem de beschermende factoren (1 punt) |
|
Definition
| 1. Afwijzigheid van letale methoden |
|
|
Term
| Domein: Negatieve factoren - Noem de risico factoren (7 punten) |
|
Definition
| 1. Verlies van ouders of partner 2. Conflict met ouders of partner 3. Te maken met het juridische systeem 4. Ernstige persoonlijke ziekte 5. Ernstig gefaald 6. Ongewenste zwangerschap 7. Imitatie van anderen (die suicide hebben gepleegd) |
|
|
Term
| Domein: Negatieve factoren - Noem de beschermende factoren (3 punten) |
|
Definition
| 1. Oplossing voor conflict 2. Acceptatie en rouwen om verlies 3. Fysieke en psychische afstand van anderen (die suicide hebben gepleegd) |
|
|
Term
| Domein: Motivatie - Noem de risico factoren (5 punten) |
|
Definition
| 1. Willen ontsnappen uit een situatie 2. Schuldgevoel 3. Self-punishment 4. Verkrijgen van aandacht en zorg 5. Zelf opofferen voor een groter goed |
|
|
Term
| Domein: Motivatie - Noem de beschermende factoren (8 punten) |
|
Definition
| 1. Reguleren van psychische staten 2. Omgaan met pijnvolle situaties 3. Woede uiten 4. Oplossingen zoeken 5. Rouwen om verlies 6. Managen van perfectionische trekken 7. Vragen om aandacht en zorg 8. Omgaan met problemen in de familie |
|
|
Term
| Domein: persoonlijke factoren - Noem de risico factoren (5 punten) |
|
Definition
| 1. Hoog niveau van hopeloosheid 2. Hoog niveau van perfectionisme 3. Hoog niveau van impulsiviteit 4. Hoog niveau van vijandigheid 5. Inflexibele coping stijl |
|
|
Term
| Domein: persoonlijke factoren - Noem de beschermende factoren (5 punten) |
|
Definition
| 1. Laag niveau van hopeloosheid 2. Laag niveau van perfectionisme 3. Laag niveau van impulsiviteit 4. Laag niveau van vijandigheid 5. Flexibele coping stijl |
|
|
Term
| Domein: aandoening-gerelateerde factoren - Noem de risico factoren (8 punten) |
|
Definition
| 1. Depressie 2. Alcohol en drugsgebruik 3. Gedragsstoornis 4. Anti-sociale persoonlijkheid stoornis 5. Borderline 6. Epilepsie 7. Chronische pijn stoornis 8. Meerdere aandoeningen |
|
|
Term
| Domein: aandoening-gerelateerde factoren - Noem de beschermende factoren (4 punten) |
|
Definition
| 1. Afwezigheid van psychische aandoeningen 2. Afwezigheid van fysieke aandoeningen 3. Afwezigheid van meerdere aandoeningen 4. Capaciteit om een aandoening aan te kunnen |
|
|
Term
| Domein: geschiedenis - Noem de risico factoren (4 punten) |
|
Definition
| 1. Eerdere suicide pogingen 2. Verlies van een ouder als kindzijnde 3. Eerdere psychiatrische behandeling 4. Te maken met het juridische systeem |
|
|
Term
| Domein: geschiedenis - Noem de beschermende factoren (4 punten) |
|
Definition
| 1. Geen eerdere suicide pogingen 2. Geen verlies van ouder als kindzijnde 3. Geen eerdere psychiatrische behandeling 4. Niet te maken gehad met het juridische systeem |
|
|
Term
| Domein: Familie factoren - Noem de risico factoren (8 punten) |
|
Definition
| 1. Familie geschiedenis van suicide pogingen 2. Familie geschiedenis van depressie 3. Familie geschiedenis van alcohol of drugs gebruik 4. Familie geschiedenis van gewelddadig gedrag 5. Geen support van familie 6. Familie negeert de ernst van de suicide pogingen 7. Familie heeft veel stress 8. Familie heeft weinig sociale support |
|
|
Term
| Domein: Familie factoren - Noem de beschermende factoren (7 punten) |
|
Definition
| 1. Geen familie geschiedenis van suicide pogingen 2. Geen familie geschiedenis van depressie 3. Geen familie geschiedenis van alcohol of drugs gebruik 4. Geen familie geschiedenis van gewelddadig gedrag 5. Support van familie 6. Weinig stress in de familie 7. Familie heeft veel sociale support |
|
|
Term
| Domein: demografische factoren - Noem de risico factoren (5 punten) |
|
Definition
| 1. Man 2. Sociale klasse 5 (laag?) 3. Blank 4. Een beetje religieus 5. Begin zomer |
|
|
Term
| Domein: demografische factoren - Noem de beschermende factoren (4 punten) |
|
Definition
| 1. Vrouw 2. Sociale klasse 2,3,4 (hoger?) 3. Zwart 4. Sterk religious |
|
|
Term
| Waar wordt bij suicide qua middelen onderscheidt in gemaakt? (2 punten) |
|
Definition
| 1. Effectieve middelen (ophanging, toxische stoffen, schieten, springen van grote hoogte) 2. Minder effectieve middelen (snijden en overdosis). |
|
|
Term
| Hoe is misbruik gelinkt aan suicide? |
|
Definition
| Misbruik is gelinkt aan suicide, hoe ernstiger het misbruik hoe groter de kans dat iemand later in zijn leven suicide pleegt. |
|
|
Term
| Hoe is gevangenschap gelinkt aan suicide? |
|
Definition
| Gevangenschap is ook gelinkt aan suicide, hoe korter men in de gevangenis zit hoe groter de kans op suicide. |
|
|
Term
| Wat moet je doen als iemand met suicide dreigt? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Directe consultatie 2. Probeer de situatie te begrijpen 3. Betrek alle mensen in het hulpverlenersnetwerk 4. Check de risico en beschermingsfactoren 5. Probeer mensen te bereiken in de omgeving van de adolescent 6. Ontwikkel een management plan |
|
|
Term
| Wat heeft het management plan als doel? |
|
Definition
| Het management plan heeft als doel het directe gevaar af te wenden en de adolescent te laten beloven geen suicide te plegen. |
|
|
Term
| Met wie worden er bij suicide pogingen multi-systemische interviews gehouden? (3 punten) |
|
Definition
| 1. De ouders 2. Adolescent alleen 3. Gezin bij elkaar |
|
|
Term
| Wat zijn geschikte vragenlijsten voor een klinisch interview? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Beck scale for suicide ideation 2. Childhood depression inventory 3. The hopelessness scale for children 4. Reynolds semistructurered interview |
|
|
Term
| Wat is bij suicide belangrijk om in te schatten? |
|
Definition
| Het is belangrijk om in te schatten of er direct suicide gevaar is of dat er op de langetermijn risico is op een suicide poging. |
|
|
Term
| Wat zijn de kenmerken van home-base care? (5 punten) |
|
Definition
| 1. No-suicide contract 2. Monitoring contract 3. 24-hour on-call service 4. Behandelplan 5. Actieve follow-up |
|
|
Term
| Wat is een no-suicide contract? |
|
Definition
| Een contract om te beloven geen suicide te plegen |
|
|
Term
| Wat is een monitoring contract? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat is een 24-hour on-call service? |
|
Definition
| Een nummer wat 24 uur per dag gebeld kan worden bij noodgevallen |
|
|
Term
|
Definition
| Bepalen wat de suicide neigingen veroorzaakt en dat aanpakken |
|
|
Term
| Wat houdt actieve follow-up in? |
|
Definition
| Nadat het gevaar geweken is wordt de adolescent nog actief gevolgd om suicide in de toekomst te voorkomen |
|
|
Term
| Wat is hospital-based care? |
|
Definition
| 24 uur per dag observatie, behandeling vanuit het ziekenhuis. |
|
|
Term
| Met wordt voor een programma's kan suicide voorkomen worden? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Depressie begrijpen 2. Learned optimism 3. Vaardigheden aanleren voor zelf-monitoring, zelf-evaluatie en zelf-beloning 4. Probleem oplossingsvaardigheden 5. Plannen van leuke dingen 6. Relaxatie training |
|
|
Term
| Wat zijn de preventieve strategiën voor suicide? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Educatie 2. Case finding 3. Hotlines |
|
|
Term
| Hoeveel procent van de adolescenten overweegt serieus om suicide te plegen? |
|
Definition
|
|
Term
| Hoeveel procent van de adolescenten maakt een suicide plan? |
|
Definition
|
|
Term
| Hoeveel procent van de adolescenten doet een suicide poging? |
|
Definition
|
|
Term
| Hoeveel procent van de adolescenten heeft een suicide poging ondernomen en moest daarna voor behandeling naar het ziekenhuis? |
|
Definition
|
|
Term
| Adolescenten hebben vaak te maken met desillusies, frustraties en ongelukkigheid, waar komt dit, mede, door? |
|
Definition
| Adolescenten hebben vaak te maken met desillusies, frustraties en ongelukkigheid, dit komt mede doordat zij moeite hebben met het verschil te maken tussen ‘what is’ en ‘what could be’. |
|
|
Term
| Adolescenten hebben vaak het gevoel dat iemand ze begrijpt, waar kan dit toe leiden? |
|
Definition
| Adolescenten geloven dat niemand ze ooit zal begrijpen, dit komt door weinig levenservaring, dit veroorzaakt ook weer dat zij een grotere kans hebben om hopeloosheid te ervaren, omdat ze nooit eerder hebben meegemaakt dat dingen ook goed kunnen gaan. |
|
|
Term
| Adolescenten die hun identiteit proberen te ontdekken lopen tegen verschillende stresspunten en angsten op, zoals? |
|
Definition
| Wat betreft vaardigheden, waarden, gevoelens en krachten. |
|
|
Term
| Waar hebben adolescenten die hun ouders als ongevoelig en onbereikbaar ervaren een grotere kans op? |
|
Definition
| Een vergrote kans op depressieve gevoelens, weinig zelfrespect, agressie en vijandigheid. |
|
|
Term
| Hoe is suicide aan vriendschappen gerelateerd? |
|
Definition
| Er is bewezen dat suicide bij adolescenten gerelateerd is aan lage niveau’s van close vriendschappen en daarmee dus sociale support en acceptatie. |
|
|
Term
| Wat zijn de symptomen van schizofrenie? (6 punten) |
|
Definition
| 1. Hallucinaties 2. Desillusies 3. Sociale teruggetrokkenheid 4. Afgevlakt affect 5. Geen motivatie 6. Depressieve stemming |
|
|
Term
| Wat is de lifetime prevalentie voor schizofrenie? |
|
Definition
|
|
Term
| Wanneer ontwikkelt schizofrenie zich meestal? |
|
Definition
| Schizofrenie ontwikkelt zich laat in de adolescentie. |
|
|
Term
| In hoeverre is schizofrenie genetisch bepaald? |
|
Definition
| Schizofrenie is genetisch bepaald, 80% kans om het over te dragen. |
|
|
Term
| Wat zijn naast genetiek andere risico factoren voor schizofrenie? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Zwangerschap of geboorte complicaties 2. Behoren tot een minderheidsgroep 3. Leven in een stad 4. Veelvuldig gebruik van cannabis |
|
|
Term
| Waar is schizofrenie het uitkomstgedrag van? |
|
Definition
| Schizofrenie is de gedragsuitkomst van een afwijking in het neuronale ontwikkelingsproces dat al veel eerder is aangelegd dan dat het zichtbaar is, het wordt veroorzaakt door een combinatie van omgeving en genen. |
|
|
Term
| Welke fenomen komen voor bij adolescenten en mensen met schizofrenie? (5 punten) |
|
Definition
| 1. Conflict en heronderhandeling 2. De-idealisatie 3. Mentoring en het zoeken naar nieuwe ‘goden’ 4. Egocentrisme, grandiositeit en zelfbewustzijn 5. Persoonlijke fabel |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'conflict en heronderhandeling' bij adolescenten? |
|
Definition
| Conflict tussen adolescent en ouders, vaak over kleine dingetjes. |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'conflict en heronderhandeling' bij mensen met schizofrenie? |
|
Definition
| Wegvluchten van meningsverschillen en zorgen maken over conflicten. |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'de-idealisatie' bij adolescenten? |
|
Definition
| Na verloop van tijd leren in zien dat niet alles om jou draait. |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'de-idealisatie' bij mensen met schizofrenie? |
|
Definition
| Zien de wereld net als adolescenten heel idealistisch. |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'mentoring en het zoeken naar nieuwe ‘goden’'bij adolescenten? |
|
Definition
| Vroeger keek je op tegen je ouders, nu heb je nieuwe ‘voorbeelden’ nodig |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'mentoring en het zoeken naar nieuwe ‘goden’'bij mensen met schizofrenie? |
|
Definition
| Er is bijna altijd sprake van een machtig onsterfelijk figuur tijdens psychosis |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'egocentrisme, grandiositeit en zelfbewustzijn'bij adolescenten? |
|
Definition
| dragen een imaginair publiek met zich mee |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'egocentrisme, grandiositeit en zelfbewustzijn' bij mensen met schizofrenie? |
|
Definition
| Indenken dat je een zeer belangrijk persoon bent en dat echt gaan geloven |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'persoonlijke fabel' bij adolescenten? |
|
Definition
| Hun gevoelens en ideeen worden door iemand begrepen |
|
|
Term
| Wat is kenmerkend voor 'persoonlijke fabel' bij mensen met schizofrenie? |
|
Definition
| Voelen zich heel apart en bijzonder en voelen zich daardoor door niemand begrepen |
|
|
Term
| Wat zijn de implicaties voor interventies voor schizofrenie bij adolescenten? (3 punten) |
|
Definition
| 1. Normaliseren van de ouder-kind relatie 2. Werken aan het begrijpen van anderen 3. Focussen op peer relaties en romatische relaties |
|
|
Term
| Welke hersenegebieden groeien er tijdens de adolescentie groeien? (4 punten) |
|
Definition
| 1. Forntale cortex 2. Temporale cortex 3. Amygdala 4. Hippocampus |
|
|
Term
| Neemt de grijze stof toe of af in de adolescentie; en de witte stof? |
|
Definition
| De grijze stof neemt af tijdens de adolescentie en de witte stof neemt juist toe. |
|
|
Term
| Waar is wat bewijs voor dat het geassocieerd is met schizofrenie? |
|
Definition
| Er is wat bewijs dat schizofrenie geassocieerd is met onderbrekingen in de postpuberale hersenontwikkeling. |
|
|
Term
| Wat kunnen de hormonen die gelinkt zijn aan schizofrenie veroorzaken in de adolescentie? |
|
Definition
| Tijdens de adolescentie zijn er hormonen actief die schizofrenie kunnen triggeren door genen te activeren die aanleg voor schizofrenie bezitten. |
|
|